Kinderen kunnen heel verschillend reageren op het verlies van een ouder of grootouder. Het ene kind wordt heel stil, het andere kind kan juist heel druk zijn. Het is goed als de omgeving na de dood van een geliefde niet te drastisch wijzigt als een geliefde wegvalt. Er verandert door bijvoorbeeld de dood van een ouder thuis al zo veel. Als de regels op school of kinderopvang gewoon blijven gelden, dan geeft dat een vertrouwd en veilig gevoel. Kinderen gaan pas rouwen als ze zich veilig voelen, als de situatie voor hen rustig is.
Naast de karakteristieke verschillen in reacties op het rouwproces, zijn er ook verschillen die te maken hebben met de leeftijd en het geslacht van het kind
Rouwproces bij jonge kinderen
Jonge kinderen, tot een jaar of zes, weten niet goed wat de dood betekent. Een term als ‘nooit meer’ is voor hen niet duidelijk. Ze zien dood niet zozeer als iets definitiefs. Jonge kinderen krijgen sprookjes voorgelezen, geloven nog in Sinterklaas - die nooit dood gaat. Verdriet om verlies bij jonge kinderen zit dan ook vooral in het ‘nu missen’. Een jong kind kan echter jaren later, als het in de leeftijd tussen zes en acht beter beseft wat de dood inhoudt, nieuwe pijn gaan voelen en een rouwproces doormaken.
Rouwproces bij oudere kinderen
Oudere kinderen, van zes tot twaalf jaar, beseffen wel wat dood betekent. Belangrijk is bij alle kinderen dat het verlies en het verdriet daarvan gewoon bespreekbaar moeten zijn.
Rouwproces bij jongens en meisjes
Jongens en meisjes rouwen niet op dezelfde manier. De verschillen zijn vooral vanaf een leeftijd van negen jaar zichtbaar. Meisjes voelen meer, jongens zijn doeners. Met meisjes kun je makkelijker praten over hun verdriet en gevoelens van verlies, met jongens is de communicatie moeilijker. Je kunt hen beter bereiken door iets met ze te gaan doen. Je kunt terloops het gesprek op het verlies brengen, ga niet meteen nadrukkelijk naar hun gevoelens vragen.