Wanneer je uitbehandeld bent, of opnieuw te maken krijgt met een teruggekeerde ziekte, en je krijgt een behandeloptie om eventueel nog te genezen, klinkt dat erg hoopgevend. Maar na dit bericht volgt een (emotioneel) zware screeningsperiode. Het moment dat er gezegd wordt dat CAR-T-cellen niet kunnen worden gegeven, betekent dat het einde van een behandeling. Dit is dus ontzettend intens.
Screeningsperiode
In deze periode zal er in eerste instantie worden gekeken of je in aanmerking komt voor CAR-T-celtherapie. Niet alleen moet je voldoen aan strikte criteria, maar het is ook belangrijk dat er voldoende T-cellen in het bloed aanwezig zijn om af te nemen. Hiervoor worden de bloedwaarden nauwlettend in de gaten gehouden.
Chemotherapie werkt immunosuppressief, met andere woorden: het valt het afweersysteem aan. T-cellen zijn onderdeel van het afweersysteem. Mensen die in aanmerking komen voor CAR-T-celtherapie volgens de criteria, hebben al meerdere behandelingen met chemotherapie achter de rug, of worden nog behandeld. Ook stamceltransplantatie bij acute lymfatische leukemie kan een tekort aan T-cellen veroorzaken. In beide gevallen kunnen er onvoldoende T-cellen in het bloed aanwezig zijn om af te nemen.
Hoe tegenstrijdig dit ook klinkt, het kan dus zijn dat je eerst zieker moet worden, voordat je kunt worden behandeld met CAR-T-celtherapie. Soms moet je twee weken of langer gestopt zijn met een behandeling van een actieve leukemie of lymfeklierkanker. Of dit kan, zal in dit proces continu moeten worden beoordeeld door een arts. Op elk van deze momenten kan besloten worden de CAR-T-celtherapie niet te geven. Dit is erg onzeker en intens voor alle betrokkenen.
Leukaferese
Bij leukaferese worden T-cellen bij wijze van spreken ‘geoogst’. Dit duurt ongeveer drie tot zes uur en gaat door middel van een bloedafnameprocedure (leukaferese). Bij leukaferese wordt bloed afgenomen door een groot infuus. Dit bloed gaat door een machine waar witte bloedcellen gescheiden worden van andere bloedcellen. De witte bloedcellen worden opgevangen in een infuuszakje en de rest van het bloed krijg je via een tweede infuus weer terug. De witte bloedcellen worden vervolgens ingevroren en naar een laboratorium gebracht in het buitenland, waar de T-cellen bewerkt worden tot CAR-T-cellen.
Chemotherapie
Voordat de CAR-T-cellen teruggeplaatst worden, kan eerst nog een milde vorm van chemotherapie worden gegeven. Deze chemotherapie vermindert het aantal lymfocyten in je bloed, zodat er voldoende ruimte komt voor de CAR-T-cellen. Als je dit niet doet, is de kans groot dat de CAR-T-cellen niet voldoende kunnen vermenigvuldigen en uitbreiden. Anders gezegd, milde chemotherapie kan nodig zijn om CAR-T-cellen de kans te geven actief te worden in het lichaam.
Ook kan al eerder chemotherapie gegeven worden om de ziekte onder controle te houden. Zoals eerder genoemd duurt het proces van leukaferese tot het toedienen van de CAR-T-cellen veelal vier tot vijf weken. Dan kan het nodig zijn om ondertussen wel te behandelen. Dit brengt een dilemma met zich mee.
Er zit een keerzijde aan de chemotherapie. CAR-T-cellen moeten de kans krijgen zich te nestelen en te vermenigvuldigen in het lichaam, maar anderzijds wil je dat CAR-T-cellen ook gelijk aan de slag kunnen. Dat wil zeggen dat er dus wel kankercellen, of gezonde B-cellen in het bloed aanwezig moeten zijn om de CAR-T-celtherapie grotere kans van slagen te geven. Dit wankele evenwicht wordt door artsen nauwlettend in de gaten gehouden.