Je afweersysteem kan onderverdeeld worden in:
- De fysieke barrière.
- De algemene afweer.
- De specifieke afweer.
Fysieke barrière
De fysieke barrière bevindt zich tussen je inwendige lichaam en je omgeving. Tot de fysieke barrière behoort bijvoorbeeld je huid. Je huid is de grens tussen binnen en buiten en zorgt ervoor dat schadelijke stoffen niet in je lichaam komen.
Daarnaast maken de slijmvliezen in je luchtwegen en darmen deel uit van je immuunsysteem. Deze slijmvliezen vangen de bacterie op en vervoeren ze naar je keelholte. In je keelholte komen bacteriën vervolgens in aanraking met stoffen die bacteriën doden voordat ze schade kunnen toebrengen aan je lichaam.
Als laatste behoren ook speeksel en maagzuur tot de fysieke barrière. Beide zorgen ervoor dat bacteriën dood gaan voordat ze je lichaam kunnen infecteren.
Algemene afweer
De algemene afweer richt zich op alle ziekteverwekkers die in je lichaam voorkomen. De witte bloedcellen zijn betrokken bij de algemene afweer en ‘reizen’ door ons lichaam en vernietigen alle lichaamsvreemde stoffen. Als je een wond krijgt komen er stoffen vrij die afweercellen naar de plek van de wond lokken. Deze vernietigen binnengedrongen ziekteverwekkers.
Specifieke afweer
De specifieke afweer richt zich op één ziekteverwekker (bijvoorbeeld kanker). Als ziekteverwekkers zich snel kunnen verspreiden in je lichaam, kan het dat je algemene afweer niet in staat is om deze ziekteverwekkers te vernietigen. Je specifieke afweer is dan noodzakelijk.
De specifieke afweer maakt gebruik van lymfocyten. Lymfocyten zijn specifiek door de receptoren (ontvangers van prikkels) die ze op de buitenkant van de cel (celmembraan) hebben. Deze receptoren passen alleen op een specifiek eiwit op de wand van een ziekteverwekker (het antigeen). Zoals een sleutel alleen maar bij één slot past. Als de lymfocyt en de ziekteverwekker bij elkaar passen, dan vindt er een reactie plaats; als ze niet bij elkaar passen, dan gebeurt er niks. Iedere lymfocyt heeft maar één soort receptor op zijn celmembraan waardoor de lymfocyt alleen actie onderneemt als de specifieke ziekteverwekker ontmoet wordt.
Er zijn T- en B- lymfocyten. Beiden ontstaan in je beenmerg wat in je borstbeen zit. De B-lymfocyten ontwikkelen zich verder in je beenmerg, maar je T-lymfocyten ontwikkelen zich verder in je thymus (zwezerik).