Gezondheidsplein is een informatieve website over gezondheid. De gezondheidsinformatie op deze website staat los van eventueel getoonde advertenties.

Hartritmestoornis

4.6 uit 5 - 22 beoordelingen
Beoordeling icoon21 mensen vonden deze informatie nuttig

In het kort:

  • Hartritmestoornis is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de hartslag te snel, te langzaam of onregelmatig is. Ook wanneer de elektrische prikkels die het hart aansturen afwijkingen vertonen, is er sprake van een hartritmestoornis.
  • Voorbeelden van hartritmestoornissen zijn boezemfibrilleren, hartblok en overslaan van het hart.
  • De oorzaak van een hartritmestoornis kan per stoornis verschillen. Veelvoorkomende oorzaken zijn ouderdom, hartfalen, een aangeboren hartafwijking en alcohol- en drugsgebruik.
  • De symptomen van een hartritmestoornis zijn afhankelijk van het soort stoornis.
  • Algemene symptomen zijn hartkloppingen of -overslagen, pijn op de borst, duizeligheid en kortademigheid.
  • Er zijn verschillende behandelmogelijkheden, deze zijn afhankelijk van de precieze stoornis.

Wat is een hartritmestoornis?

Hartritmestoornis is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij het hart niet goed samentrekt. Een normaal hart slaat in rust zo’n zestig tot honderd keer per minuut en trekt altijd volgens een vast patroon samen. Bij een hartritmestoornis is de hartslag te snel, te langzaam of onregelmatig. Het probleem bij een hartritmestoornis kan voorkomen op verschillende plekken in het hart, namelijk in:

  • Anatomie van het hartDe boezems
  • De kamers
  • De sinusknoop, waar een prikkel (elektrisch signaal) naar de boezems wordt gestuurd om samen te trekken.
  • De AV-knoop, tussen de boezems en kamers, die ervoor zorgt dat deze twee delen van het hart na elkaar samentrekken.

Hartritmestoornis is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij het hart niet goed samentrekt. Een normaal hart slaat in rust zo’n zestig tot honderd keer per minuut en trekt altijd volgens een vast patroon samen. Bij een hartritmestoornis is de hartslag te snel, te langzaam of onregelmatig. Het probleem bij een hartritmestoornis kan voorkomen op verschillende plekken in het hart, namelijk in:

  • Anatomie van het hartDe boezems
  • De kamers
  • De sinusknoop, waar een prikkel (elektrisch signaal) naar de boezems wordt gestuurd om samen te trekken.
  • De AV-knoop, tussen de boezems en kamers, die ervoor zorgt dat deze twee delen van het hart na elkaar samentrekken.

Verschillende soorten hartritmestoornissen

Er zijn veel verschillende soorten stoornissen van het hartritme.

Te snelle hartslag

Tachycardie betekent dat het hart sneller klopt dan normaal. Tijdens een aanval kan de hartslag plotseling oplopen tot 160 slagen per minuut of hoger. Zo’n aanval duurt enkele minuten tot enkele dagen. Wanneer je hartslag in rust boven de 100 zit, spreek je ook van tachycardie. Er zijn verschillende hartritmestoornissen waarbij de hartslag verhoogd is:

  • Boezemfibrilleren (atriumfibrilleren): de hartspiercellen van de boezems trekken onregelmatig en chaotisch samen. Omdat dit zo rommelig verloopt, trekken de boezems niet tegelijkertijd samen en pompen ze dus onvoldoende bloed naar de kamers. Een deel van de prikkels die in de boezems ontstaan gaan door naar de kamers, waardoor die een te hoog ritme aannemen.
  • Boezemflutter: de boezems van het hart trekken te snel samen, maar nog wel regelmatig.
  • Kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren): de hartspiercellen van de kamers trekken onregelmatig en chaotisch samen. Net als bij boezemfibrilleren zorgt deze chaos ervoor dat de kamers als geheel niet meer samentrekken. Er wordt dan geen bloed meer door het lichaam gepompt.
  • Kamertachycardie: de hartspiercellen van de kamers trekken te snel samen.
  • AV-nodale re-entry tachycardie (AVNRT): door een extra bundel in de AV-knoop blijven de prikkels rondgaan van de boezems naar de kamers en weer terug. Dit veroorzaakt een hoge, maar regelmatige hartslag.
  • Catecholaminerge Polymorfe Ventriculaire Tachycardie (CPVT): de elektrische activiteit van het hart wordt verstoord. Deze hartziekte is erfelijk.
  • Inappropriate Sinus Tachycardie (IST): de sinusknoop geeft te veel prikkels af.
  • Wolff-Parkinson-White syndroom (WPW): er is een extra elektrische verbinding tussen de boezems en de kamers, waardoor de hartslag tijdens een aanval erg hoog wordt. Deze hartritmestoornis is aangeboren.

Te langzame hartslag

Bradycardie betekent dat het hart langzamer klopt dan normaal. Bij deze aandoening is je hartslag lager dan 60 slagen per minuut. Ook bij inspanning gaat je hartslag onvoldoende omhoog. Er zijn verschillende hartritmestoornissen waarbij de hartslag verlaagd is:

  • Hartblok (atrioventriculair blok): de prikkel vanuit de boezems wordt te traag of helemaal niet doorgegeven aan de kamers. Hierdoor is er geen goede balans tussen het pompen van de boezems en de kamers.
  • Zieke sinusknoop: de sinusknoop geeft afwisselend te snel en te langzaam prikkels af.
  • Bundeltakblok: de prikkel die via de bundeltakken naar de linker- en rechterkamer gaat, wordt onderbroken in één van de bundeltakken. Hierdoor gaat de prikkel via een andere, langzamere weg naar de kamer.

Erfelijke hartritmestoornissen

Sommige hartritmestoornissen kunnen erfelijk zijn, namelijk: 

  • Brugada syndroom
  • Lange-QT-syndroom
  • Catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie (CPVT)
  • Aritmogene rechter ventrikel dysplasie (ARVD)

Wanneer één van jouw naaste familieleden één van deze erfelijke hartritmestoornissen heeft, kan een erfelijkheidsonderzoek duidelijkheid bieden over de vraag of jij deze hartziekte ook hebt.

Er zijn veel verschillende soorten stoornissen van het hartritme.

Te snelle hartslag

Tachycardie betekent dat het hart sneller klopt dan normaal. Tijdens een aanval kan de hartslag plotseling oplopen tot 160 slagen per minuut of hoger. Zo’n aanval duurt enkele minuten tot enkele dagen. Wanneer je hartslag in rust boven de 100 zit, spreek je ook van tachycardie. Er zijn verschillende hartritmestoornissen waarbij de hartslag verhoogd is:

  • Boezemfibrilleren (atriumfibrilleren): de hartspiercellen van de boezems trekken onregelmatig en chaotisch samen. Omdat dit zo rommelig verloopt, trekken de boezems niet tegelijkertijd samen en pompen ze dus onvoldoende bloed naar de kamers. Een deel van de prikkels die in de boezems ontstaan gaan door naar de kamers, waardoor die een te hoog ritme aannemen.
  • Boezemflutter: de boezems van het hart trekken te snel samen, maar nog wel regelmatig.
  • Kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren): de hartspiercellen van de kamers trekken onregelmatig en chaotisch samen. Net als bij boezemfibrilleren zorgt deze chaos ervoor dat de kamers als geheel niet meer samentrekken. Er wordt dan geen bloed meer door het lichaam gepompt.
  • Kamertachycardie: de hartspiercellen van de kamers trekken te snel samen.
  • AV-nodale re-entry tachycardie (AVNRT): door een extra bundel in de AV-knoop blijven de prikkels rondgaan van de boezems naar de kamers en weer terug. Dit veroorzaakt een hoge, maar regelmatige hartslag.
  • Catecholaminerge Polymorfe Ventriculaire Tachycardie (CPVT): de elektrische activiteit van het hart wordt verstoord. Deze hartziekte is erfelijk.
  • Inappropriate Sinus Tachycardie (IST): de sinusknoop geeft te veel prikkels af.
  • Wolff-Parkinson-White syndroom (WPW): er is een extra elektrische verbinding tussen de boezems en de kamers, waardoor de hartslag tijdens een aanval erg hoog wordt. Deze hartritmestoornis is aangeboren.

Te langzame hartslag

Bradycardie betekent dat het hart langzamer klopt dan normaal. Bij deze aandoening is je hartslag lager dan 60 slagen per minuut. Ook bij inspanning gaat je hartslag onvoldoende omhoog. Er zijn verschillende hartritmestoornissen waarbij de hartslag verlaagd is:

  • Hartblok (atrioventriculair blok): de prikkel vanuit de boezems wordt te traag of helemaal niet doorgegeven aan de kamers. Hierdoor is er geen goede balans tussen het pompen van de boezems en de kamers.
  • Zieke sinusknoop: de sinusknoop geeft afwisselend te snel en te langzaam prikkels af.
  • Bundeltakblok: de prikkel die via de bundeltakken naar de linker- en rechterkamer gaat, wordt onderbroken in één van de bundeltakken. Hierdoor gaat de prikkel via een andere, langzamere weg naar de kamer.

Erfelijke hartritmestoornissen

Sommige hartritmestoornissen kunnen erfelijk zijn, namelijk: 

  • Brugada syndroom
  • Lange-QT-syndroom
  • Catecholaminerge polymorfe ventriculaire tachycardie (CPVT)
  • Aritmogene rechter ventrikel dysplasie (ARVD)

Wanneer één van jouw naaste familieleden één van deze erfelijke hartritmestoornissen heeft, kan een erfelijkheidsonderzoek duidelijkheid bieden over de vraag of jij deze hartziekte ook hebt.

Symptomen van een hartritmestoornis

De symptomen bij hartritmestoornissen zijn afhankelijk van het soort stoornis dat je hebt. Welke symptomen specifiek bij een stoornis horen, staan beschreven bij de stoornis zelf. Enkele, veel voorkomende symptomen bij een hartritmestoornis zijn:

Soms kun je ook last hebben van een droge mond, tintelingen, hoofdpijn of misselijkheid. Een hartritmestoornis hoeft echter niet gepaard te gaan met klachten. Boezemfibrilleren of boezemflutter merk je bijvoorbeeld niet altijd.

Denk je dat je een hartritmestoornis hebt? Ga dan naar de symptomenchecker.

Symptomenchecker

De symptomen bij hartritmestoornissen zijn afhankelijk van het soort stoornis dat je hebt. Welke symptomen specifiek bij een stoornis horen, staan beschreven bij de stoornis zelf. Enkele, veel voorkomende symptomen bij een hartritmestoornis zijn:

Soms kun je ook last hebben van een droge mond, tintelingen, hoofdpijn of misselijkheid. Een hartritmestoornis hoeft echter niet gepaard te gaan met klachten. Boezemfibrilleren of boezemflutter merk je bijvoorbeeld niet altijd.

Denk je dat je een hartritmestoornis hebt? Ga dan naar de symptomenchecker.

Symptomenchecker

Oorzaken van een hartritmestoornis

De oorzaak van een hartritmestoornis kan verschillen per stoornis. Over het algemeen is er iets mis met de geleiding of het ontstaan van de elektrische prikkel, die de sinusknoop doorgeeft. De belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een hartritmestoornis zijn:

De oorzaak van een hartritmestoornis kan verschillen per stoornis. Over het algemeen is er iets mis met de geleiding of het ontstaan van de elektrische prikkel, die de sinusknoop doorgeeft. De belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een hartritmestoornis zijn:

Diagnose van een hartritmestoornis

Wanneer je symptomen ervaart die op een hartritmestoornis kunnen wijzen, gaat een arts vrijwel altijd over tot onderzoek. Ook wanneer afwijkingen in het hartritme niet langer dan dertig seconden aanhouden, is het belangrijk om de oorzaak te achterhalen. De behandeling verschilt namelijk sterk per stoornis. Het stellen van een specifieke diagnose kan door middel van verschillende onderzoeken.

Elektrocardiografie (ECG)

Bij een hartfilmpje worden de elektrische signalen van je hart gemeten. Een ECG geeft informatie over verschillende eigenschappen van het hart, waaronder:

  • Of het hartritme normaal verloopt.
  • Of je hart een verdikte wand heeft.
  • Of je op dat moment een hartinfarct doormaakt of er eerder een hebt gehad.
  • Of je hart op dat moment voldoende zuurstof krijgt.

Een ECG is een momentopname die, inclusief voorbereiding, niet langer duurt dan tien minuten. Omdat veel hartritmestoornissen maar af en toe optreden, kan een ECG soms niet direct een aandoening uitwijzen. In dat geval is een uitgebreider onderzoek nodig.

Holteronderzoek

Tijdens een Holteronderzoek wordt je hartritme langer gemeten, namelijk tussen de 24 en 72 uur. Je hoeft ondertussen niet in het ziekenhuis te zijn. In het ziekenhuis worden plakkers op je borst bevestigd die je hartritme registreren via een klein kastje dat je bij je draagt. Ondertussen houd je in een dagboek bij wat je op welk moment aan het doen bent, zodat de arts na afloop van het onderzoek ook weet onder welke omstandigheden een eventuele afwijking in het hartritme plaatsvond. Je kunt tijdens een Holteronderzoek niet douchen, in bad gaan of zwemmen.

Eventrecorder

Net als een Holteronderzoek kan een onderzoek met een eventrecorder duidelijkheid bieden wanneer klachten af en toe optreden. De eventrecorder is een klein kastje op je borstkas. Wanneer je last krijgt van klachten, druk je op een knop op het kastje. De eventrecorder zal dan een opname maken van het hartritme. Ondertussen schrijf je in een dagboek wat je aan het doen was en wat je voelde toen je op de knop drukte. 

Implanteerbare hartritmemonitor

Komen je klachten maar sporadisch voor, maar keren ze wel steeds terug? Wanneer ook tijdens het Holteronderzoek geen afwijkingen plaats vonden, kan het nodig zijn om het hartritme gedurende lange tijd te meten. Dit kan door middel van een implanteerbare hartritmemonitor, die net onder de huid van je borst wordt geïmplanteerd en daar indien nodig enkele jaren kan blijven zitten.

Over deze onderzoeksmethoden lees je meer in het dossier Hartslag meten bij hartritmestoornissen.

Wanneer je symptomen ervaart die op een hartritmestoornis kunnen wijzen, gaat een arts vrijwel altijd over tot onderzoek. Ook wanneer afwijkingen in het hartritme niet langer dan dertig seconden aanhouden, is het belangrijk om de oorzaak te achterhalen. De behandeling verschilt namelijk sterk per stoornis. Het stellen van een specifieke diagnose kan door middel van verschillende onderzoeken.

Elektrocardiografie (ECG)

Bij een hartfilmpje worden de elektrische signalen van je hart gemeten. Een ECG geeft informatie over verschillende eigenschappen van het hart, waaronder:

  • Of het hartritme normaal verloopt.
  • Of je hart een verdikte wand heeft.
  • Of je op dat moment een hartinfarct doormaakt of er eerder een hebt gehad.
  • Of je hart op dat moment voldoende zuurstof krijgt.

Een ECG is een momentopname die, inclusief voorbereiding, niet langer duurt dan tien minuten. Omdat veel hartritmestoornissen maar af en toe optreden, kan een ECG soms niet direct een aandoening uitwijzen. In dat geval is een uitgebreider onderzoek nodig.

Holteronderzoek

Tijdens een Holteronderzoek wordt je hartritme langer gemeten, namelijk tussen de 24 en 72 uur. Je hoeft ondertussen niet in het ziekenhuis te zijn. In het ziekenhuis worden plakkers op je borst bevestigd die je hartritme registreren via een klein kastje dat je bij je draagt. Ondertussen houd je in een dagboek bij wat je op welk moment aan het doen bent, zodat de arts na afloop van het onderzoek ook weet onder welke omstandigheden een eventuele afwijking in het hartritme plaatsvond. Je kunt tijdens een Holteronderzoek niet douchen, in bad gaan of zwemmen.

Eventrecorder

Net als een Holteronderzoek kan een onderzoek met een eventrecorder duidelijkheid bieden wanneer klachten af en toe optreden. De eventrecorder is een klein kastje op je borstkas. Wanneer je last krijgt van klachten, druk je op een knop op het kastje. De eventrecorder zal dan een opname maken van het hartritme. Ondertussen schrijf je in een dagboek wat je aan het doen was en wat je voelde toen je op de knop drukte. 

Implanteerbare hartritmemonitor

Komen je klachten maar sporadisch voor, maar keren ze wel steeds terug? Wanneer ook tijdens het Holteronderzoek geen afwijkingen plaats vonden, kan het nodig zijn om het hartritme gedurende lange tijd te meten. Dit kan door middel van een implanteerbare hartritmemonitor, die net onder de huid van je borst wordt geïmplanteerd en daar indien nodig enkele jaren kan blijven zitten.

Over deze onderzoeksmethoden lees je meer in het dossier Hartslag meten bij hartritmestoornissen.

Behandeling van een hartritmestoornis

De behandeling van een hartritmestoornis is afhankelijk van de stoornis zelf. Niet alle hartritmestoornissen zijn ernstig en hebben een behandeling nodig. Je arts kan je informeren over de mogelijke behandelingen en de voor- en nadelen hiervan. Hieronder vind je algemene informatie over behandelingen van een hartritmestoornis. 

Medicijnen bij een hartritmestoornis

Over het algemeen wordt als eerste geprobeerd om de stoornis te verhelpen met medicijnen. In sommige gevallen kun je ook bloedverdunners krijgen, omdat een hartritmestoornis kan leiden tot bloedpropjes. Deze bloedpropjes kunnen een hartinfarct of beroerte veroorzaken.

Er is niet één specifiek medicijn dat tegen elke hartritmestoornis helpt. Daarom is het belangrijk om eerst een gerichte diagnose te stellen voordat medicatie wordt toegediend. Ook de werking per persoon verschilt, dus krijgt niet iedereen met een bepaalde stoornis hetzelfde medicijn.

Hulpmiddelen

Als medicijnen niet werken, kun je een pacemaker, implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD) of subcutane implanteerbare cardioverter defibrillator (S-ICD) krijgen. 

  • Een pacemaker zorgt ervoor dat een te langzaam kloppend hart een hoger ritme aanneemt. 
  • Een ICD kan een schok afgeven wanneer het hart te snel of chaotisch samentrekt, om zo weer in een normaal ritme te komen. 
  • De S-ICD is een ICD-type waarbij de draad niet via een ader in het hart gaat, maar deze net onder de huid ligt (subcutaan). De aderen en het hart blijven hierdoor onaangetast en intact.

Ablatie

Soms ontstaat een hartritmestoornis doordat een klein groepje hartspiercellen niet goed functioneert. Ablatie is een behandeling waarbij dit kleine groepje cellen weggebrand wordt. Deze behandeling is vrij eenvoudig en de kans op succes is zeer groot. 

De behandeling van een hartritmestoornis is afhankelijk van de stoornis zelf. Niet alle hartritmestoornissen zijn ernstig en hebben een behandeling nodig. Je arts kan je informeren over de mogelijke behandelingen en de voor- en nadelen hiervan. Hieronder vind je algemene informatie over behandelingen van een hartritmestoornis. 

Medicijnen bij een hartritmestoornis

Over het algemeen wordt als eerste geprobeerd om de stoornis te verhelpen met medicijnen. In sommige gevallen kun je ook bloedverdunners krijgen, omdat een hartritmestoornis kan leiden tot bloedpropjes. Deze bloedpropjes kunnen een hartinfarct of beroerte veroorzaken.

Er is niet één specifiek medicijn dat tegen elke hartritmestoornis helpt. Daarom is het belangrijk om eerst een gerichte diagnose te stellen voordat medicatie wordt toegediend. Ook de werking per persoon verschilt, dus krijgt niet iedereen met een bepaalde stoornis hetzelfde medicijn.

Hulpmiddelen

Als medicijnen niet werken, kun je een pacemaker, implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD) of subcutane implanteerbare cardioverter defibrillator (S-ICD) krijgen. 

  • Een pacemaker zorgt ervoor dat een te langzaam kloppend hart een hoger ritme aanneemt. 
  • Een ICD kan een schok afgeven wanneer het hart te snel of chaotisch samentrekt, om zo weer in een normaal ritme te komen. 
  • De S-ICD is een ICD-type waarbij de draad niet via een ader in het hart gaat, maar deze net onder de huid ligt (subcutaan). De aderen en het hart blijven hierdoor onaangetast en intact.

Ablatie

Soms ontstaat een hartritmestoornis doordat een klein groepje hartspiercellen niet goed functioneert. Ablatie is een behandeling waarbij dit kleine groepje cellen weggebrand wordt. Deze behandeling is vrij eenvoudig en de kans op succes is zeer groot. 

Wanneer moet je naar de huisarts?

Heb je klachten die kunnen duiden op een hartritmestoornis? Ga dan altijd naar de huisarts. Je huisarts zal een controle doen en bepalen of verder onderzoek nodig is. 

Heb je klachten die kunnen duiden op een hartritmestoornis? Ga dan altijd naar de huisarts. Je huisarts zal een controle doen en bepalen of verder onderzoek nodig is. 

Meer weten over hartritmestoornissen?

De informatie op deze pagina is gebaseerd op de volgende bronnen:

De informatie op deze pagina is gebaseerd op de volgende bronnen:

Verder lezen

Pagina laatst aangepast op 15-03-2023

Vond je deze informatie nuttig?

4.6 uit 5 - 22 beoordelingen

Heeft deze informatie jou geholpen?

.
- Advertentie -
- Advertentie -