Dementie kan een oorzaak zijn van ondervoeding bij ouderen. Ondervoeding ontstaat door te weinig voedzaam eten. Mensen met dementie eten bijvoorbeeld te weinig, omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze al gegeten hebben, hun eten of drinken niet vinden, of niet meer weten hoe ze hun bestek moeten gebruiken. Bovendien kan de beleving van smaak en geur veranderen, waardoor ouderen bepaalde maaltijden plotseling niet meer lusten.
Het probleem kan ook zijn dat iemand met dementie niet meer wil eten. Dit kan komen door smaakverlies of doordat er geen honger of dorst meer wordt gevoeld. Het kan ook een daad van verzet zijn tegen de verzorgers. Ouderen met gevorderde dementie doen niets meer bewust. Het verzet komt voort uit de ziekte en niet dwarsheid. Waanbeelden, bijvoorbeeld de gedachte dat het eten vergiftigd is kan een rol spelen. Niet willen eten kan ook komen, omdat iemand met dementie de aardappels niet meer herkent als aardappels en ze dus niet durft te eten.
Iemand met dementie kan ook moeite hebben met het aangeven van pijn, omdat pijn als dusdanig niet wordt herkend. Lichamelijke klachten als tandpijn, een slecht passend gebit, buikpijn en misselijkheid kunnen een reden zijn om eten te weigeren.