- Binnen vijftien minuten inslapen.
- Niet of nauwelijks tussendoor wakker worden.
- Een flinke hoeveelheid diepe slaap hebben in de eerste twee slaapstadia (van de vijf à zes gedurende de nacht).
- Ademhaling en hartritme zijn niet afwijkend.
- Geen onrustige bewegingen.
- De lichaamstemperatuur is tegen de ochtend het laagst (halve graad lager dan bij het naar bed gaan).
- Snel weer kunnen inslapen nadat men bijvoorbeeld even naar de wc is geweest.