Snurken ontstaat dus zoals gezegd meestal door een vernauwing in het gebied van de luchtwegen achter de huig of in de keelholte. Ook een te smalle neusholte kan snurken veroorzaken. Bij al deze oorzaken is de doorgang te smal. Omdat er dan tijdens het inademen veel lucht in een korte tijd door een smalle doorgang moet passeren, krijg je te maken met een onderdruk. Hierdoor zuigen je gehemelte, tong, huig en de wanden van de keelholte als het ware naar elkaar toe. Dit zorgt voor trillingen die gepaard gaan met het herkenbare zagende, ruisende of ronkende snurkgeluid. Dit wordt door de meeste mensen als storend en belastend ervaren, met andere woorden als lawaai. In onderstaande afbeelding zie je aan de linkerkant een normale luchtweg en aan de rechterkant de versmalde variant die snurken veroorzaakt.