Naar schatting heeft ongeveer 2,5% van de Nederlanders een gegeneraliseerde angststoornis. De aandoening komt vaker voor bij vrouwen (2,9%) dan bij mannen (1,6%). Hoewel een gegeneraliseerde angststoornis op elke leeftijd kan ontstaan, ontwikkelen mensen deze stoornis vaker op een leeftijd rond de 20 jaar. Er zijn verschillende factoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van een gegeneraliseerde angststoornis die we hieronder beschrijven. Overigens is er bijna altijd sprake van een combinatie van factoren.
Erfelijke invloed
Erfelijkheid kan grote invloed hebben op het ontstaan van een angststoornis. Als een van je ouders een angststoornis heeft, is de kans groter dat je ook een angststoornis ontwikkelt. Erfelijkheid wordt gezien als een factor met een grote, maar niet allesbepalende invloed op het ontwikkelen van een gegeneraliseerde angststoornis (30-40% invloed). De kans is dus een stuk groter om een angststoornis te ontwikkelen als je familie dit ook heeft. Toch blijven omgevingsfactoren, zoals een veilige jeugd, en persoonlijke factoren, zoals persoonlijkheid, ook erg belangrijk in het risico op een angststoornis.
Een van de redenen dat erfelijkheid van invloed kan zijn, is de werking van het angstsysteem in je hersenen. Deze is vaak vergelijkbaar tussen ouders en kinderen. Waarschijnlijk werkt bij een gegeneraliseerde angststoornis een deel van dit angstsysteem minder goed. Het deel wat de angst moet remmen (GABA-systeem) zou minder goed werken als je een gegeneraliseerde angststoornis hebt. Hierdoor neemt angst niet af en ga je veel piekeren. Overigens spelen ook hier omgevingsfactoren weer een rol. Kinderen kopiëren vaak gedrag van de ouders, bijvoorbeeld hoe je omgaat met angst of moeilijke situaties. Wederom is er dus sprake van een combinatie van factoren.
Psychologische invloed
Een gegeneraliseerde angststoornis kan ook mede ontstaan door psychische factoren zoals:
- Langdurig stress ondergaan: op werk en studie of in het persoonlijke leven.
- Persoonlijkheid en karakter: iemand die erg teruggetrokken, pessimistisch en gevaar-ontwijkend is, heeft een grotere kans op een gegeneraliseerde angststoornis.
- Traumatische ervaringen in het leven: dit kunnen negatieve ervaringen zijn in de jeugd, maar ook in het volwassen leven. Voorbeelden zijn psychische/lichamelijke mishandeling of verwaarlozing.
- Chronische lichamelijke beperkingen of andere mentale ziektes verhogen mogelijk de kans op het ontstaan van een gegeneraliseerde angststoornis.