Wanneer je een dwangstoornis hebt, kun je last hebben van zowel dwanggedachten (obsessies) als van dwanghandelingen (compulsies). Zowel dwanggedachten als dwanghandelingen ontstaan door je eigen gedachten of gevoelens. Een dwangstoornis wordt ook wel dwangneurose of obsessieve compulsieve stoornis (OCS) genoemd.
Dwanggedachtes
Bij zowel dwanghandelingen als dwanggedachten weet je dat de ze eigenlijk onzinnig en nutteloos zijn. Daarom schamen veel patiënten zich voor hun gedachten. Bij een dwanggedachte kun je zo door een gedachte in beslag genomen worden, dat je niet meer normaal kunt functioneren. Je bent bijvoorbeeld bang dat er iets ergs met jezelf of anderen gebeurt. Om deze angst bij de dwanggedachte weg te krijgen moet je van jezelf een aantal rituelen in je hoofd afwerken, of een dwanghandeling uitvoeren. Dit werkt op korte termijn, maar op lange termijn krijg je juist meer last van angsten omdat je met de rituelen de angstgedachte serieus neemt.
Dwangmatige handelingen
Bij dwangmatige handelingen voel je steeds de dwang bepaalde handelingen te verrichten, zoals het steeds controleren of de deur op slot zit. Andere voorbeelden zijn een handenwasritueel of het herhaaldelijk controleren of ramen, deuren en de gaskraan goed dicht zijn. Dwangneuroses komen voor bij ongeveer twee procent van de mensen, hoewel lichtere obsessieve symptomen voorkomen bij ongeveer vijftien procent van de bevolking.
Veel mensen hebben bepaalde rituelen, bijvoorbeeld bij het afsluiten van de deur, maar dit hindert gewoonlijk niet je functioneren. Bij een dwangstoornis dit wel het geval. Dit moet vaak volgens een vaste routine, als dit niet lukt raak je in paniek. De dwangstoornis kost je vaak vele uren per dag.