Volgens het ABO-systeem bestaan er vier verschillende bloedgroepen: A, B, AB en O. Deze letters staan voor het type eiwit dat in het bloed zit. Bloedgroep A bevat dus eiwittype A. Bloedgroep B bevat eiwittype B en bloedgroep AB heeft zowel de eiwitten A als B. De letter O (nul) betekent dat het bloed geen eiwit A en B heeft. Het ABO-systeem wordt meestal gecombineerd met een zogenaamde resusfactor. Dit duidt op de aan- of afwezigheid van het rhesuseiwit in het bloed. Wanneer dit eiwit niet aanwezig is, dan geeft men dit aan met een minnetje (-) achter de bloedgroep. Als het wel aanwezig is, dan volgt er een plusje (+). Op deze manier zijn er acht verschillende bloedgroepen te onderscheiden: A-, A+, B-, B+, AB-, AB+, 0-, 0+.
De bloedgroepen O+ en A+ komen in Nederland het vaakst voor. In onderstaande tabel kun je aflezen hoeveel procent van de Nederlanders welke bloedgroep heeft.

Als je wilt weten welke bloedgroep je zelf hebt, dan kun je dat opvragen bij je huisarts. Als het al bekend is, staat het in je medische dossier. Als het nog niet bekend is kun je wat bloed laten afnemen. Dat kun je laten testen, maar er bestaan ook ´zelftests´ die je kunt kopen. Die meten welke eiwitten er in je bloed zitten.
Dit dossier is goedgekeurd door P. Schipper, arts
Gebruikte bronnen: Sanquin Bloedbank, WHO, AMC, Ziekenhuis.nl over bloedgroepen.