Iemand die mazelen heeft gehad, kan de ziekte niet opnieuw krijgen. Het lichaam bouwt dan een natuurlijke weerstand op tegen het mazelenvirus. Dit heet resistentie. Mocht je lichaam ooit weer in aanraking komen met het mazelenvirus, dan zijn er voldoende afweerstoffen aanwezig zodat het virus geen kans krijgt om te overleven. Het doormaken van mazelen brengt echter risico’s met zich mee. Daarom is in Nederland in 1976 de mazelenvaccinatie geïntroduceerd.
Bij vaccinaties maakt men gebruik van hetzelfde principe als bij een natuurlijk verloop van mazelen. Een zeer kleine, ongevaarlijke hoeveelheid van het mazelenvirus wordt in het lichaam gebracht. De viruscellen zijn van tevoren verzwakt. Hierdoor krijg je geen mazelen, maar bouwt het lichaam wel afweer tegen de ziekte op.
Wat zit er in het mazelenvaccin?
Alle vaccinaties moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. Voordat een vaccin op de markt komt, wordt jarenlang uitgebreid onderzoek gedaan naar de werking en bijwerkingen. Het mazelenvaccin is een zogenoemd combinatievaccin. Met één prik bouwt een kind bescherming op tegen verschillende ernstige infectieziekten.
De vaccinatie tegen mazelen wordt gecombineerd met het vaccin tegen bof en rodehond in het BMR-vaccin. Hierin zitten verzwakte virusdeeltjes van mazelen, bof en rodehond. Verder zitten er een aantal goed onderzochte, ongevaarlijke hulpstoffen en reststoffen in het mazelenvaccin om het bijvoorbeeld lang genoeg houdbaar te maken. Lees er meer over op Rijksvaccinatieprogramma.nl.
Let op: het mazelenvaccin leidt niet tot een grotere kans op autisme, diabetes of chronische darmontsteking.