Veel mensen vragen zich af of er schadelijke stoffen in vaccins zitten. Uit grondig onderzoek van het RIVM blijkt dat vaccineren veilig is. Er worden geen onveilige stoffen in vaccinaties gebruikt.
Vaccins bestaan uit drie verschillende groepen ingrediënten: werkzame stoffen, hulpstoffen en reststoffen.
Werkzame stoffen
De werkzame stoffen zijn de verzwakte of dode ziekteverwekkers, die het lichaam aanzetten tot het maken van antistoffen.
Hulpstoffen
Hulpstoffen in vaccins worden ook wel adjuvantia genoemd. Hulpstoffen zorgen ervoor dat het lichaam beter reageert op de werkzame stof in de vaccinatie. Voorbeelden van hulpstoffen zijn:
- Vulmiddelen: water, suikeroplossing of fysiologische zoutoplossing.
- Conserveermiddelen: deze stoffen voorkomen de groei van bacteriën of schimmels. Tegenwoordig wordt er steeds minder gebruik gemaakt van deze stoffen omdat vaccins vaker voor enkele dosering worden geproduceerd. Hierdoor is de kans op besmetting kleiner. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn thiomersal en formaldehyde. Thiomersal wordt niet (meer) gebruikt in de vaccins binnen het Rijksvaccinatieprogramma.
- Aluminiumverbindingen verhogen de werking van het vaccin. Ze worden niet gebruikt in ‘levende’ vaccins, zoals de BMR-vaccinatie. Veel mensen maken zich zorgen om de aluminiumverbindingen in vaccinaties. Het gebruik hiervan zou schadelijk zijn voor de gezondheid. Aluminiumzouten komen echter ook voor in voedsel en water, in grotere hoeveelheden. Zo zit in flesvoeding ongeveer dertig milligram per voeding, terwijl je via vaccins ongeveer vier milligram binnenkrijgt gedurende de eerste zes levensmaanden. De hoeveelheid aluminium die wordt gebruikt in vaccins is zo klein dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsschade.
Reststoffen
Reststoffen zijn toegevoegd om de groei van bacteriën te voorkomen tijdens het productieproces van de vaccinaties. Reststoffen komen in zeer lage dosering voor in vaccins.
Voorbeelden van reststoffen zijn:
- Kippenei-eiwitten. Kippenei-eiwit wordt gebruikt in het griepvaccin en het gelekoortsvaccin. Een kippenei-allergie komt heel zelden voor. Een allergie kun je het beste bespreken met de huisarts. De BMR-vaccinatie kan zonder gevaar worden gegeven. Kippenei-eiwit wordt gebruikt bij de productie van dit vaccin en daarna verwijderd. Het product laat niet genoeg sporen achter om een allergische reactie te kunnen veroorzaken.
- Verocellen. Dit zijn cellen van zoogdieren die kunnen worden gebruikt als vervanger van kippenei-eiwit.
- Formaldehyde. Dit is een stof die van nature voorkomt in het menselijk lichaam en in groente en fruit, zoals in peren. De hoeveelheid formaldehyde in vaccins is vele malen kleiner dan de hoeveelheid die van nature in je lichaam voorkomt. Uit onderzoek blijkt dat formaldehyde uit vaccins ongevaarlijk is en geen ziektes veroorzaakt.
Van alle vaccins kun je de bijsluiter en ingrediëntenlijst opvragen bij je arts of het RIVM.