Gezondheidsplein is een informatieve website over gezondheid. De gezondheidsinformatie op deze website staat los van eventueel getoonde advertenties.

Wel of niet vaccineren?

4.2 uit 5 - 50 beoordelingen
Beoordeling icoon0 mensen vonden deze informatie nuttig

Je krijgt veel verschillende informatie te horen over vaccinaties. Kies je voor wel of niet vaccineren? Op deze pagina beantwoorden we verschillende vragen die je bij deze beslissing kunnen helpen.

In Nederland is vaccineren niet verplicht. Voor kinderen onder de 18 jaar beslissen ouders zelf of ze wel of niet willen inenten. De meeste ouders kiezen ervoor om wel in te enten. Ongeveer 95 procent van de kinderen is ingeënt tegen alle kinderziektes. Hierdoor is de kans op het uitbreken van infectieziektes klein.

Zitten er schadelijke stoffen in vaccins?

Veel mensen vragen zich af of er schadelijke stoffen in vaccins zitten. Uit grondig onderzoek van het RIVM blijkt dat vaccineren veilig is. Er worden geen onveilige stoffen in vaccinaties gebruikt.

Vaccins bestaan uit drie verschillende groepen ingrediënten: werkzame stoffen, hulpstoffen en reststoffen.

Werkzame stoffen

De werkzame stoffen zijn de verzwakte of dode ziekteverwekkers, die het lichaam aanzetten tot het maken van antistoffen.

Hulpstoffen

Hulpstoffen in vaccins worden ook wel adjuvantia genoemd. Hulpstoffen zorgen ervoor dat het lichaam beter reageert op de werkzame stof in de vaccinatie. Voorbeelden van hulpstoffen zijn:

  • Vulmiddelen: water, suikeroplossing of fysiologische zoutoplossing.
  • Conserveermiddelen: deze stoffen voorkomen de groei van bacteriën of schimmels. Tegenwoordig wordt er steeds minder gebruik gemaakt van deze stoffen omdat vaccins vaker voor enkele dosering worden geproduceerd. Hierdoor is de kans op besmetting kleiner. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn thiomersal en formaldehyde. Thiomersal wordt niet (meer) gebruikt in de vaccins binnen het Rijksvaccinatieprogramma.
  • Aluminiumverbindingen verhogen de werking van het vaccin. Ze worden niet gebruikt in ‘levende’ vaccins, zoals de BMR-vaccinatie. Veel mensen maken zich zorgen om de aluminiumverbindingen in vaccinaties. Het gebruik hiervan zou schadelijk zijn voor de gezondheid. Aluminiumzouten komen echter ook voor in voedsel en water, in grotere hoeveelheden. Zo zit in flesvoeding ongeveer dertig milligram per voeding, terwijl je via vaccins ongeveer vier milligram binnenkrijgt gedurende de eerste zes levensmaanden. De hoeveelheid aluminium die wordt gebruikt in vaccins is zo klein dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsschade.

Reststoffen

Reststoffen zijn toegevoegd om de groei van bacteriën te voorkomen tijdens het productieproces van de vaccinaties. Reststoffen komen in zeer lage dosering voor in vaccins.

Voorbeelden van reststoffen zijn:

  • Kippenei-eiwitten. Kippenei-eiwit wordt gebruikt in het griepvaccin en het gelekoortsvaccin. Een kippenei-allergie komt heel zelden voor. Een allergie kun je het beste bespreken met de huisarts. De BMR-vaccinatie kan zonder gevaar worden gegeven. Kippenei-eiwit wordt gebruikt bij de productie van dit vaccin en daarna verwijderd. Het product laat niet genoeg sporen achter om een allergische reactie te kunnen veroorzaken.
  • Verocellen. Dit zijn cellen van zoogdieren die kunnen worden gebruikt als vervanger van kippenei-eiwit.
  • Formaldehyde. Dit is een stof die van nature voorkomt in het menselijk lichaam en in groente en fruit, zoals in peren. De hoeveelheid formaldehyde in vaccins is vele malen kleiner dan de hoeveelheid die van nature in je lichaam voorkomt. Uit onderzoek blijkt dat formaldehyde uit vaccins ongevaarlijk is en geen ziektes veroorzaakt.

Van alle vaccins kun je de bijsluiter en ingrediëntenlijst opvragen bij je arts of het RIVM.

Veel mensen vragen zich af of er schadelijke stoffen in vaccins zitten. Uit grondig onderzoek van het RIVM blijkt dat vaccineren veilig is. Er worden geen onveilige stoffen in vaccinaties gebruikt.

Vaccins bestaan uit drie verschillende groepen ingrediënten: werkzame stoffen, hulpstoffen en reststoffen.

Werkzame stoffen

De werkzame stoffen zijn de verzwakte of dode ziekteverwekkers, die het lichaam aanzetten tot het maken van antistoffen.

Hulpstoffen

Hulpstoffen in vaccins worden ook wel adjuvantia genoemd. Hulpstoffen zorgen ervoor dat het lichaam beter reageert op de werkzame stof in de vaccinatie. Voorbeelden van hulpstoffen zijn:

  • Vulmiddelen: water, suikeroplossing of fysiologische zoutoplossing.
  • Conserveermiddelen: deze stoffen voorkomen de groei van bacteriën of schimmels. Tegenwoordig wordt er steeds minder gebruik gemaakt van deze stoffen omdat vaccins vaker voor enkele dosering worden geproduceerd. Hierdoor is de kans op besmetting kleiner. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn thiomersal en formaldehyde. Thiomersal wordt niet (meer) gebruikt in de vaccins binnen het Rijksvaccinatieprogramma.
  • Aluminiumverbindingen verhogen de werking van het vaccin. Ze worden niet gebruikt in ‘levende’ vaccins, zoals de BMR-vaccinatie. Veel mensen maken zich zorgen om de aluminiumverbindingen in vaccinaties. Het gebruik hiervan zou schadelijk zijn voor de gezondheid. Aluminiumzouten komen echter ook voor in voedsel en water, in grotere hoeveelheden. Zo zit in flesvoeding ongeveer dertig milligram per voeding, terwijl je via vaccins ongeveer vier milligram binnenkrijgt gedurende de eerste zes levensmaanden. De hoeveelheid aluminium die wordt gebruikt in vaccins is zo klein dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsschade.

Reststoffen

Reststoffen zijn toegevoegd om de groei van bacteriën te voorkomen tijdens het productieproces van de vaccinaties. Reststoffen komen in zeer lage dosering voor in vaccins.

Voorbeelden van reststoffen zijn:

  • Kippenei-eiwitten. Kippenei-eiwit wordt gebruikt in het griepvaccin en het gelekoortsvaccin. Een kippenei-allergie komt heel zelden voor. Een allergie kun je het beste bespreken met de huisarts. De BMR-vaccinatie kan zonder gevaar worden gegeven. Kippenei-eiwit wordt gebruikt bij de productie van dit vaccin en daarna verwijderd. Het product laat niet genoeg sporen achter om een allergische reactie te kunnen veroorzaken.
  • Verocellen. Dit zijn cellen van zoogdieren die kunnen worden gebruikt als vervanger van kippenei-eiwit.
  • Formaldehyde. Dit is een stof die van nature voorkomt in het menselijk lichaam en in groente en fruit, zoals in peren. De hoeveelheid formaldehyde in vaccins is vele malen kleiner dan de hoeveelheid die van nature in je lichaam voorkomt. Uit onderzoek blijkt dat formaldehyde uit vaccins ongevaarlijk is en geen ziektes veroorzaakt.

Van alle vaccins kun je de bijsluiter en ingrediëntenlijst opvragen bij je arts of het RIVM.

Wat zijn de bijwerkingen van vaccinaties?

Bijwerkingen zijn normaal. Veel kinderen zijn na een vaccinatie wat minder fit. Bij vaccins met dode ziekteverwekkers zijn de bijwerkingen in bijna alle gevallen binnen 48 uur weer verdwenen.

Bij het BMR-vaccin worden geen dode, maar verzwakte ziekteverwekkers ingespoten. Je lichaam reageert hier anders op. Hierdoor ontstaan bijwerkingen van deze vaccins meestal pas na vijf tot twaalf dagen.

De meest voorkomende bijwerkingen na vaccineren zijn:

  • Koorts
  • Lokale reactie van de huid op de injectieplaats
  • Huilen
  • Zwelling van de gevaccineerde arm
  • Hoofdpijn

Neem bij ernstige bijwerkingen contact op met je huisarts. Bijwerkingen kun je melden bij je huisarts of het consultatiebureau. Zij zijn dan verplicht een melding te maken bij het Nederlands bijwerkingencentrum: Lareb. Je kunt ook zelf bijwerkingen melden via de website van Lareb.

Bijwerkingen zijn normaal. Veel kinderen zijn na een vaccinatie wat minder fit. Bij vaccins met dode ziekteverwekkers zijn de bijwerkingen in bijna alle gevallen binnen 48 uur weer verdwenen.

Bij het BMR-vaccin worden geen dode, maar verzwakte ziekteverwekkers ingespoten. Je lichaam reageert hier anders op. Hierdoor ontstaan bijwerkingen van deze vaccins meestal pas na vijf tot twaalf dagen.

De meest voorkomende bijwerkingen na vaccineren zijn:

  • Koorts
  • Lokale reactie van de huid op de injectieplaats
  • Huilen
  • Zwelling van de gevaccineerde arm
  • Hoofdpijn

Neem bij ernstige bijwerkingen contact op met je huisarts. Bijwerkingen kun je melden bij je huisarts of het consultatiebureau. Zij zijn dan verplicht een melding te maken bij het Nederlands bijwerkingencentrum: Lareb. Je kunt ook zelf bijwerkingen melden via de website van Lareb.

Welk risico loop ik als ik mijn kind niet vaccineer?

Naast het risico dat je kind ziek wordt door niet te vaccineren, lopen ook andere mensen risico. Dit heeft te maken met de dekkingsgraad. Hoe meer kinderen geen vaccinatie krijgen, hoe groter de kans dat er een epidemie uitbreekt. Een uitbraak van een infectieziekte is zeer gevaarlijk voor jonge baby’s die nog niet zijn ingeënt, mensen met een zeer lage weerstand, zwangere vrouwen en ouderen. Door te vaccineren bescherm je dus niet alleen jezelf, maar ook een andere mensen.

Naast het risico dat je kind ziek wordt door niet te vaccineren, lopen ook andere mensen risico. Dit heeft te maken met de dekkingsgraad. Hoe meer kinderen geen vaccinatie krijgen, hoe groter de kans dat er een epidemie uitbreekt. Een uitbraak van een infectieziekte is zeer gevaarlijk voor jonge baby’s die nog niet zijn ingeënt, mensen met een zeer lage weerstand, zwangere vrouwen en ouderen. Door te vaccineren bescherm je dus niet alleen jezelf, maar ook een andere mensen.

- Advertentie -

Vond je deze informatie nuttig?

4.2 uit 5 - 50 beoordelingen

Heeft deze informatie jou geholpen?

Pagina laatst aangepast op 15-07-2020

Auteur: Redactie Gezondheidsplein

.
- Advertentie -
- Advertentie -