In een aantal gevallen kun je overstappen naar specialistische (tweedelijns) medicatie. Dit gaat altijd in overleg met je behandelend arts. Er bestaat verschillende tweedelijnsmedicatie voor immuun trombocytopenie.
Trombopoïetine-receptor agonisten (TPO-R agonisten)
Als corticosteroïden niet genoeg effect hebben, adviseert de Nederlandse ITP richtlijn behandeling met TPO-R agonisten. Dit zijn medicijnen (tabletten of injecties) die de aanmaak van bloedplaatjes stimuleren en geen immuunonderdrukkend effect heeft. Gemiddeld slaat de behandeling aan bij meer dan tachtig procent van de gebruikers. Hoewel de symptomen afnemen, pakt het medicijn niet de oorzaak aan van ITP. Zodra je dus met het medicijn stopt, zal het aantal bloedplaatjes weer dalen. Er zijn twee geregistreerde TPO-R agonisten voor ITP:
- Eltrombopag: dit is een medicijn in tabletvorm dat dagelijks wordt genomen.
- Romiplostim: dit wordt één keer per week toegediend via een injectie.
Rituximab
Rituximab zorgt ervoor dat de afweercellen tegen de bloedplaatjes van het immuunsysteem afgebroken worden. Doordat de afweercellen langzaam verdwijnen, worden er minder bloedplaatjes afgebroken. Rituximab wordt 1 keer per week via infuus toegediend, een kuur van 4 keer in het totaal. Na 5 jaar reageert 1 op de 5 mensen nog op deze behandeling. Nadeel van de corticosteroïden en rituximab is dat deze het afweersysteem onderdrukken, zodat de patiënt gevoeliger wordt voor infecties. Bij gebruik van deze middelen is het belangrijk om maatregelen te nemen om infecties te voorkomen.