Omdat symptomen en verschijnselen van een snelle schildklier zoals bij hyperthyreoïdie vaak vaag zijn kunnen ze verward worden voor iets anders. Voor een arts kan het dus lastig zijn om op basis van de symptomen de diagnose hyperthyreoïdie te stellen.
De diagnose van hyperthyreoïdie kan worden gesteld door een combinatie van twee onderzoeken: lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek. Bij lichamelijk onderzoek bekijkt de huisarts je schildklier vanaf de buitenkant van je lichaam. Als je slikt, is de schildklier goed te zien en te voelen. De huisarts controleert onder andere de grootte en beweeglijkheid van de schildklier. Hij kan ook nog naar je schildklier luisteren. Je schildklier kan een ruisend geluid maken en dat kan weer duiden op een versnelde schildklier.
Met bloedonderzoek kan de arts zijn vermoedens bevestigen. In je bloed wordt de concentratie thyreoïdstimulerend hormoon (TSH) gemeten, een hormoon dat de schildklier stimuleert om schildklierhormoon te maken. Een te lage TSH-waarde duidt op hyperthyreoïdie. Doordat er te veel schildklierhormoon in het lichaam is, maakt de hypofyse (een hersenklier) namelijk te weinig TSH aan.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen subklinische hyperthyreoïdie en klinische hyperthyreoïdie. Iemand met subklinische hyperthyreoïdie heeft meestal (nog) geen ziekteverschijnselen, maar zonder behandeling kan deze overgaan in een te traag werkende schildklier en resulterende klinische hyperthyreoïdie. Als de hyperthyreoïdie niet behandeld wordt, kan deze leiden tot hartaandoeningen en verlies van spiermassa.
Lees op de website van Schildklier Organisatie Nederland (SON) meer over bloedonderzoek bij hyperthyreoïdie.
Bronnen: SON, NHG