0 tot 3 maanden
- De bekendste reflexen die je baby gedurende deze periode ontwikkeld zijn, de grijp-, zuig en schrikreflex. De grijpreflex houdt in dat je babytje bij aanraking zijn of haar handje sluit en je vasthoudt. De zuigreflex zorgt ervoor dat je baby gaat zuigen als je met een speen, tepel of vinger langs het wangetje strijkt. De schrikreflex zorgt ervoor dat je kindje de armpjes spreidt en naar adem hapt op een schrikmoment, bijvoorbeeld bij een plotseling hard geluid.
- Hoofdje optillen als ze op buik liggen. Dit kan na ongeveer één maand. Het laat zien dat de nek- en rugspieren steeds sterker worden.
- (half)zittende positie aannemen. Baby’s vinden dit vaak leuk na een maand of twee. Ze trekken zich dan aan je vingers op totdat ze in de gewenste positie zitten.
- Handjes open en dicht. Dit kan gemiddeld na drie maanden.
- Steunen op onderarmen. Ook dit gebeurt gemiddeld gezien van een maand of drie. Wanneer je jouw baby op de buik legt, zal hij of zij zichzelf op de onderarmen ondersteunen en het hoofd en de borst optillen.
3 tot 6 maanden
- Voetjes en teentjes in de mond.
- Alles pakken wat het ziet. Je kindje heeft de neiging om alles vast te pakken wat het voorbij ziet komen.
- Op de schoot zitten. Het dient hierbij nog wel ondersteunt te worden bij het hoofdje. Enige tijd later kan het ook:
- Op de armen steunen en omrollen van buik naar rug.
- Proefreflex. Na de voetjes en teentjes, gaan ook andere dingen in de mond zoals vingertjes maar ook speelgoed. Je baby wil als het ware alles proeven. Let dus goed op dat er geen gevaarlijke dingen in de buurt liggen waardoor je baby zich kan verslikken. Zorg dat al het speelgoed minimaal 3,5 centimeter is.
6 tot 12 maanden
- Goede coördinatie van ogen en handen. Je kindje volgt alles wat beweegt en wil ook alles vastpakken.
- Zelf koekje eten. Vanaf nu kan je kindje al zelf een koekje vasthouden en eten.
- Uit beker drinken. Vanaf ongeveer negen maanden kan je kindje zelf uit een bekertje drinken.
- Gebaren maken. Deze fase kunnen kinderen steeds duidelijker maken wat ze bedoelen. Ze klappen of zwaaien bijvoorbeeld met de handjes.
- Zitten en kruipen. Vanaf zes maanden probeert je baby om te gaan zitten. Pas als ze zelfstandig goed kunnen zitten, kun je ze meenemen in een kinderzitje op de fiets.
- Staan. Gemiddeld gezien kunnen kinderen ongeveer vanaf negen maanden staan.
- Lopen. Dit gebeurt ongeveer bij 11 maanden, maar je kindje kan hier gerust ook wat later mee zijn. Het begint met kleine stukken te lopen, waarbij ze zich vaak nog vasthouden aan voorwerpen of aan je hand. Aan de hand lopen kunnen de meeste baby’s tussen de 8 en 15 maanden.