Een pasgeboren baby heeft een aantal reflexen. Dit zijn automatische reacties die je baby helpen overleven. Vooral de zoek- en zuigreflexen zijn van levensbelang voor je baby. Door deze reflexen is je baby bijvoorbeeld in staat voedsel binnen te krijgen. Door de zoekreflex weet de baby waar de voeding vandaan komt. Een prikkel waarop bij deze reflex wordt gereageerd is warmte. Tepels zijn net iets warmer dan de rest van je lichaam. De zuigreflex zorgt ervoor dat de baby de tepel automatisch in zijn mond neemt en gaat zuigen. Direct na de geboorte test de verloskundige deze twee reflexen door je baby even aan je borst te leggen. Om ervoor te zorgen dat de baby de melk doorslikt, is er de slikreflex. Soms neemt je baby een te grote slok. Deze slok spuugt hij automatisch uit dankzij de kokhalsreflex.
Direct na de geboorte heeft je baby een loopreflex. Als je je baby rechtop houdt en zijn armpjes ondersteund, zal hij voorzichtige ‘stapjes’ zetten. Deze reflex verdwijnt meestal snel weer. Je baby heeft ook een zogenaamd grijpreflex. Wanneer je je vinger in het handje of voetje van je baby legt, zal hij zich automatisch vastgrijpen. Tot slot heeft een baby het Moro- of schrikreflex. Wanneer je baby schrikt zal hij automatisch beide armen en benen wijd strekken en in de lucht houden. Vaak heeft hij zijn handjes tot vuistjes gebald en zijn teentjes in een krampachtige houding. Na de schrik gaan zijn armpjes en beentjes weer langzaam naar beneden.
De lichamelijke ontwikkeling van een baby begint met het overgaan van deze aangeboren reflexen in onwillekeurige bewegingen. De lichamelijke ontwikkeling van een peuter begint in het eerste levensjaar met het zetten van de eerste zelfstandige stapjes.