Bij verslikking komt er voedsel of vloeistof in de luchtpijp of neus terecht in plaats van in de slokdarm. Daarnaast kan er stof of vuil in de luchtpijp terecht komen. De neus en luchtpijp gebruik je om mee te ademen. Achterin de keel zitten twee klepjes die ervoor zorgen dat alles wat je eet en drinkt in de slokdarm terecht komt en vervolgens naar maag gaat. Het eerste klepje, de huig, zorgt ervoor dat er geen eten of drinken in de neus komt. Het tweede klepje, het strottenklepje, zorgt ervoor dat er geen eten en drinken in de luchtpijp terecht komt. Deze twee klepjes horen dicht te zijn tijdens het eten en drinken en zorgen er samen voor dat voedsel alleen in de slokdarm terecht komt. Wanneer de klepjes niet goed werken, verslik je je.