De traditionele insulinepomp wordt als een infuus aangesloten onder de huid van de buik. Een klein naaldje wordt onder de huid gebracht en via een dun slangetje verbonden met de insulinepomp. De insulinepomp zelf is tegenwoordig vaak relatief klein; je kunt hem dragen in je broekzak, beha of in een speciaal hoesje. Er bestaan ook draadloze insulinepompen die direct op de huid zitten (zonder slangetje).
De werking van de insulinepomp is als volgt: de pomp geeft regelmatig kleine beetjes (kortwerkende) insuline af aan je lichaam. De pomp kan worden gekoppeld aan een glucosesensor, die bijhoudt bij wat de glucosewaarden gedurende dag waren, zodat je dit kan terugzien. De insulineafgifte kan automatisch worden bijgestuurd met behulp van de glucosesensor, zodat je bijvoorbeeld ‘s nachts kan doorslapen, bij beweging de insulinedosering verlaagd wordt of overdag verhoogd wanneer je weinig beweegt. Voor een maaltijd heb je wat extra insuline nodig en laat je de pomp een extra dosis insuline (bolus) afgeven.