De klassieke manier om bloedsuiker te meten is de vingerprikmethode. Vaak gebruik je hiervoor een speciale prikpen. Hierin zit een klein naaldje waarmee je in je vingertop prikt, zodat een druppel bloed vrijkomt. Deze druppel bloed doe je op een speciale teststrip, een smal strookje. De teststrip plaats je in de bloedsuikermeter. Deze geeft vervolgens aan hoe hoog de bloedsuikerwaarde op dat moment is. Er bestaan verschillende soorten bloedsuikermeters met bijpassende teststrips. Ze werken vaak net iets anders, maar het principe van vingerprikken blijft hetzelfde. Tegenwoordig bestaan er ook prikpennen die de bloedglucosewaarden direct digitaal doorsturen naar een speciale app. Je hebt dan dus geen bloedsuikermeter meer nodig, maar alleen de speciale prikpen en je smartphone.
Een voordeel is dat je de bloedsuikerwaarde met een bloedsuikermeter gewoon thuis kunt meten. Helaas heeft bloedsuiker meten op deze manier wel een grote invloed op het leven van patiënten met diabetes. Zo moet een patiënt gemiddeld zo’n vier tot vijf keer per dag de bloedsuikerwaarde testen! Bovendien vinden veel mensen het niet prettig of eng om zichzelf te moeten prikken en kan het vingerprikken ook pijnlijk zijn en schade aan de vingertoppen veroorzaken.
Dit alles leidt ertoe dat het veel mensen met diabetes niet lukt hun bloedsuikerspiegel optimaal te reguleren, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Verder geeft vingerprikken natuurlijk slechts de bloedsuikerwaarde op één moment weer en nooit een volledige weergave van de bloedglucosepatronen. Gelukkig zijn er naast vingerprikken andere methoden om bloedsuiker te meten.