Je kunt schildersziekte oplopen na langdurige (meestal meer dan 5-10 jaar) blootstelling aan agressieve vluchtige oplosmiddelen (solventen). Vluchtige stoffen verdampen snel. De giftige stoffen dringen het lichaam binnen door de huid of door inademing. Bekende vluchtige oplosmiddelen zijn terpentine, aceton, benzeen, tolueen en wasbenzine. Dit zijn vetoplossende stoffen die veel gebruikt worden in lijm, ontvettingsmiddelen, verf en lak.
Beroepen waarin gebruik wordt gemaakt van dergelijke gevaarlijke stoffen geven een groter risico op het ontstaan van schildersziekte. Niet alleen schilders, waar de naam schildersziekte van is afgeleid, kunnen de ziekte krijgen. Ook bijvoorbeeld tapijtleggers, autospuiters en medewerkers van drukkerijen, laboratoria en garages lopen risico. Als je op zo’n werkplek werkt en er niet voldoende voorzorgsmaatregelen genomen zijn, kun je schildersziekte krijgen.
Risicofactoren voor het ontstaan van schildersziekte zijn het werken op een werkplek die:
- Giftige stoffen niet of slecht afzuigt.
- Niet of weinig geventileerd wordt.
- Te warm is.
- Geen/onvoldoende persoonlijke beschermingsmiddelen aanbiedt zoals mondkapjes, beschermende kleding en schoenen.
Bepaalde genetische afwijkingen kunnen de vatbaarheid voor schildersziekte vergroten of juist verkleinen.