In het behandelplan worden landelijke richtlijnen aangehouden. Hierdoor krijgt iedereen dezelfde, bewezen en zo goed mogelijke zorg. Toch verschilt het behandelplan tussen mensen met acute lymfatische leukemie. Er bestaat bijvoorbeeld een verschil in behandeling tussen patiënten tot 40 jaar (zwaardere behandeling) en patiënten boven de 40. Mensen boven de 40 kunnen een zware behandeling niet op dezelfde manier aan en het risico op overlijden door de behandeling is dan groter.
De naam acute lymfatische leukemie geeft al aan dat er niet lang gewacht mag worden met de behandeling. Acuut betekent namelijk het snel optreden van de ziekte. Het doel van elke behandeling is om leukemiecellen in het lichaam uit te schakelen. Als dat lukt, spreken we van een remissie.
Bij acute lymfatische leukemie bestaat behandeling uit:
- Meerdere kuren chemotherapie
- Afhankelijk van restziekte en het risicoprofiel mogelijk gevolgd door stamceltransplantatie
- Immunotherapie
- Eventueel bestraling
Chemotherapie bij acute lymfatische leukemie
Chemotherapie is een behandeling in combinatie met medicijnen die leukemiecellen doden of het ongeremd delen van de op hol geslagen cellen een halt toe roepen. Dit zorgt voor genezing of het verkleinen van de tumoren.
De totale chemotherapie bestaat uit drie fasen:
- De inductiefase. In deze fase is het doel om de leukemiecellen te doden.
- De consolidatiefase. Bij een groot aantal patiënten zullen de leukemiecellen in de inductiefase gedood zijn. Om de kans op terugkeer van de ziekte te verkleinen en het laatste aantal achtergebleven leukemiecellen te doden volgen in deze fase een aantal nieuwe kuren.
- Onderhoudsfase. In de eerste twee jaren is de kans op terugkeer van de acute lymfatische leukemie het grootst (dit heet ook wel recidief). Daarom volgt na een complete remissie en de consolidatiefase altijd een nabehandeling om het risico op terugkeer te verkleinen.
Complicaties van chemotherapie
Hoewel chemotherapie ingezet wordt om leukemiecellen te doden, maakt chemotherapie ook gezonde bloedcellen kapot. In sommige periodes van de chemotherapie is het daarom mogelijk dat de aanmaak van gezonde bloedcellen stilligt. Een tekort aan bloedplaatjes, rode of witte bloedcellen zorgt dat eventuele complicaties, zoals infecties, met zich meebrengt. Daarom wordt voor de behandeling met chemotherapie eerst onderzocht of er al beginnende infecties spelen die problemen kunnen veroorzaken. Om infecties te voorkomen geeft de arts antibiotica. Tijdens een chemokuur gelden speciale regels voor het bezoek en verplegend personeel, om ziekteverwekkers zoveel mogelijk bij je uit de buurt te houden.
Soms is het nodig om het tekort aan bloedplaatjes na een chemotherapie aan te vullen. Dan is eventueel een bloedtransfusie nodig. Een bloedtransfusie gaat via het infuus en moet dus in het ziekenhuis plaatsvinden.
Elke chemotherapie heeft zijn eigen bijwerkingen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
Stamceltransplantatie bij acute lymfatische leukemie
Afhankelijk van het risicoprofiel wat door de arts wordt ingeschat, kun je een stamceltransplantatie nodig hebben. Bijvoorbeeld voor agressieve vormen van acute lymfatische leukemie en bij mensen met een groot risico op terugkeer van de ziekte. Er wordt gekozen voor allogene stamceltransplantatie. Allogeen wil zeggen: stamcellen van een donor. Er zijn twee soorten stamceltransplantaties: myeloablatieve en niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is de behandeling intensiever dan bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie wordt geprobeerd om tijdens de voorbereiding voor de stamceltransplantatie zoveel mogelijk kwaadaardige cellen te doden. Bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is het doel van de (milde) voorbehandeling om de afweer van de patiënt te onderdrukken zodat de donorstamcellen niet worden afgestoten.
Een allogene stamceltransplantatie is een ingrijpend proces en het is erg belangrijk dat je in goede conditie bent voordat je op deze manier behandeld wordt. De arts maakt een afweging of je in aanmerking komt voor deze transplantatie op basis van leeftijd, risicogroep, aanwezigheid van een donor en of het haalbaar is:
- Bij patiënten onder de 40 jaar wordt een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
- Voor patiënten tussen 40-55 jaar, wordt een allogene stamceltransplantatie gevolgd op basis van de conditie van de patiënt.
- Bij patiënten tussen de 55 en 60 jaar wordt een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
- Ouder dan 70-75 jaar. Allogene stamceltransplantatie wordt in enkele gevallen toegepast als de conditie dat toelaat, maar over het algemeen kom je in deze leeftijdscategorie niet meer in aanmerking voor een allogene stamceltransplantatie.
Philadelphiachromosoom
Acute lymfatische leukemie waarbij het Philadelphiachromosoom gevonden wordt, heeft een aanvullende behandeling nodig. Het Philadelphiachromosoom maakt een eiwit aan: bcr-abl. Dit eiwit veroorzaakt een snelle groei van leukemiecellen.
Hoewel met chemotherapie meestal alle leukemiecellen worden weggehaald, komt acute lymfatische leukemie bij mensen met het Philadelphiachromosoom sneller terug. Daarom krijgen mensen met het Philadelphiachromosoom speciale eiwitremmers. Deze middelen remmen het eiwit, waardoor de leukemiecel stopt met delen. Dit verhoogt de kans op volledige remissie. Bij B-cel-ALL met CD20 op de cellen wordt een immunotherapie toegevoegd.
Immunotherapie
Vroeger richtte behandeling met medicatie bij kanker zich vooral op het vernietigen van de kankercellen. Een immunotherapie richt zich voornamelijk op het versterken of ondersteunen van het immuunsysteem. Er zijn verschillende soorten immunotherapie, maar in het algemeen bestaat immunotherapie uit medicijnen die ons afweersysteem helpen om de kankercellen te herkennen en te doden.
Bestraling bij volwassen met ALL
Bestraling wordt soms bij ALL toegepast. Bij T-cel-ALL zijn de lymfeklieren vaak rondom het hart en longen vergroot, dit veroorzaakt mogelijk benauwdheid. De benauwdheid wordt door bestraling in sommige gevallen verholpen. Bestraling heeft als doel om kankercellen te vernietigen en tegelijk gezonde cellen zo veel mogelijk te sparen.