Gezondheidsplein is een informatieve website over gezondheid. De gezondheidsinformatie op deze website staat los van eventueel getoonde advertenties.

Acute lymfatische leukemie bij volwassenen

4.2 uit 5 - 6 beoordelingen
Beoordeling icoon5 mensen vonden deze informatie nuttig

Hoewel de oorzaak en symptomen van acute lymfatische leukemie bij volwassenen overeenkomt met de oorzaak en symptomen van acute lymfatische leukemie bij kinderen is er een verschil in de behandeling en de overlevingskansen tussen volwassenen en kinderen.

Acute lymfatische leukemie is een vorm van bloedkanker. In een korte tijd (dagen tot weken) ontstaat er een snelle woekering van kwaadaardige leukemiecellen (blasten). Gezonde cellen krijgen hierdoor minder ruimte om zich te ontwikkelen. Dit betekent ook dat in korte tijd het leven van jou of van een naaste op zijn kop staat. Dan is het fijn als je weet wat je kunt verwachten. Op deze pagina nemen we je mee in het proces, van diagnose tot behandeling en prognose. Wat kun je als volwassenen met acute lymfatische leukemie verwachten?

Diagnose van acute lymfatische leukemie

Met een snelle en goede diagnose wordt er zo snel mogelijk begonnen met een behandeling op maat. De diagnose richt zich dus niet alleen op de vraag “waar komen de klachten vandaan?”, maar ook op de vraag “welk type cel is verantwoordelijk voor de ontregeling van de witte bloedcellen?”. Om tot een diagnose te komen zijn verschillende onderzoeken noodzakelijk:

  • Anamnese. In eerste instantie kom je met klachten bij een (huis)arts. De huisarts brengt de klachten in kaart door vragen te stellen over jouw situatie. Dit wordt een anamnese genoemd.
  • Lichamelijk onderzoek. De arts kijkt vooral naar opgezette lymfeklieren, lever of milt. Ook kijkt hij naar uitingen van symptomen, zoals blauwe plekken, bloedingen en bleek zien.
  • Bloedonderzoek. Bij een bloedonderzoek wordt gekeken naar de samenstelling van het bloed, zoals het aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen.
  • Beenmergonderzoek. Voor dit onderzoek is het nodig om een beenmergpunctie te ondergaan. Bij een beenmergpunctie wordt er via een holle naald een klein beetje beenmerg uit het binnenste van de botten gezogen. Vaak gebeurt dit in het bekken. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving van de huid. Omdat het bot zelf niet verdoofd wordt, is deze ingreep niet pijnloos. Het beenmerg wordt onderzocht door middel van een microscopisch onderzoek in het laboratorium. Vaak wordt er ook materiaal voor flowcytometrisch onderzoek afgenomen. Dit onderzoek zegt meer over het type leukemie, zoals acute myeloïde leukemie of acute lymfatische leukemie. Via cytogenetisch onderzoek, of chromosomenonderzoek kunnen afwijkingen aan chromosomen worden gevonden. Deze afwijkingen zeggen iets over de prognose en welke behandeling past bij de leukemie.
  • Ruggenprik. Acute lymfatische leukemie verspreidt zich mogelijk naar de hersenvliezen. Door het hersenvocht te onderzoeken, wordt de aanwezigheid op verspreiding onderzocht. Het hersenvocht wordt onderzocht door een klein beetje van dit vocht weg te halen door middel van een ruggenprik. Met een naald die tussen de wervels naar de ruimte tussen de hersenvliezen gebracht wordt, tapt de arts een kleine hoeveelheid vocht af.

De periode van onderzoeken is een spannende tijd. Het is begrijpelijk dat je veel vragen en zorgen hebt. De arts heeft deze uitslagen van deze onderzoeken nodig om goed antwoord te kunnen geven op deze vragen. De onzekerheid die dat met zich meebrengt is heel normaal, maar blijf er niet meer rondlopen. Praat over je zorgen, angst en stel vragen aan artsen. Zoek ook steun in je omgeving door bijvoorbeeld te praten met vrienden, familie of lotgenoten.

Met een snelle en goede diagnose wordt er zo snel mogelijk begonnen met een behandeling op maat. De diagnose richt zich dus niet alleen op de vraag “waar komen de klachten vandaan?”, maar ook op de vraag “welk type cel is verantwoordelijk voor de ontregeling van de witte bloedcellen?”. Om tot een diagnose te komen zijn verschillende onderzoeken noodzakelijk:

  • Anamnese. In eerste instantie kom je met klachten bij een (huis)arts. De huisarts brengt de klachten in kaart door vragen te stellen over jouw situatie. Dit wordt een anamnese genoemd.
  • Lichamelijk onderzoek. De arts kijkt vooral naar opgezette lymfeklieren, lever of milt. Ook kijkt hij naar uitingen van symptomen, zoals blauwe plekken, bloedingen en bleek zien.
  • Bloedonderzoek. Bij een bloedonderzoek wordt gekeken naar de samenstelling van het bloed, zoals het aantal bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen.
  • Beenmergonderzoek. Voor dit onderzoek is het nodig om een beenmergpunctie te ondergaan. Bij een beenmergpunctie wordt er via een holle naald een klein beetje beenmerg uit het binnenste van de botten gezogen. Vaak gebeurt dit in het bekken. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving van de huid. Omdat het bot zelf niet verdoofd wordt, is deze ingreep niet pijnloos. Het beenmerg wordt onderzocht door middel van een microscopisch onderzoek in het laboratorium. Vaak wordt er ook materiaal voor flowcytometrisch onderzoek afgenomen. Dit onderzoek zegt meer over het type leukemie, zoals acute myeloïde leukemie of acute lymfatische leukemie. Via cytogenetisch onderzoek, of chromosomenonderzoek kunnen afwijkingen aan chromosomen worden gevonden. Deze afwijkingen zeggen iets over de prognose en welke behandeling past bij de leukemie.
  • Ruggenprik. Acute lymfatische leukemie verspreidt zich mogelijk naar de hersenvliezen. Door het hersenvocht te onderzoeken, wordt de aanwezigheid op verspreiding onderzocht. Het hersenvocht wordt onderzocht door een klein beetje van dit vocht weg te halen door middel van een ruggenprik. Met een naald die tussen de wervels naar de ruimte tussen de hersenvliezen gebracht wordt, tapt de arts een kleine hoeveelheid vocht af.

De periode van onderzoeken is een spannende tijd. Het is begrijpelijk dat je veel vragen en zorgen hebt. De arts heeft deze uitslagen van deze onderzoeken nodig om goed antwoord te kunnen geven op deze vragen. De onzekerheid die dat met zich meebrengt is heel normaal, maar blijf er niet meer rondlopen. Praat over je zorgen, angst en stel vragen aan artsen. Zoek ook steun in je omgeving door bijvoorbeeld te praten met vrienden, familie of lotgenoten.

Behandelingen bij volwassenen met acute lymfatische leukemie

In het behandelplan worden landelijke richtlijnen aangehouden. Hierdoor krijgt iedereen dezelfde, bewezen en zo goed mogelijke zorg. Toch verschilt het behandelplan tussen mensen met acute lymfatische leukemie. Er bestaat bijvoorbeeld een verschil in behandeling tussen patiënten tot 40 jaar (zwaardere behandeling) en patiënten boven de 40. Mensen boven de 40 kunnen een zware behandeling niet op dezelfde manier aan en het risico op overlijden door de behandeling is dan groter.

De naam acute lymfatische leukemie geeft al aan dat er niet lang gewacht mag worden met de behandeling. Acuut betekent namelijk het snel optreden van de ziekte. Het doel van elke behandeling is om leukemiecellen in het lichaam uit te schakelen. Als dat lukt, spreken we van een remissie.

Bij acute lymfatische leukemie bestaat behandeling uit:

  • Meerdere kuren chemotherapie
  • Afhankelijk van restziekte en het risicoprofiel mogelijk gevolgd door stamceltransplantatie
  • Immunotherapie
  • Eventueel bestraling

Chemotherapie bij acute lymfatische leukemie

Chemotherapie is een behandeling in combinatie met medicijnen die leukemiecellen doden of het ongeremd delen van de op hol geslagen cellen een halt toe roepen. Dit zorgt voor genezing of het verkleinen van de tumoren.

De totale chemotherapie bestaat uit drie fasen:

  • De inductiefase. In deze fase is het doel om de leukemiecellen te doden.
  • De consolidatiefase. Bij een groot aantal patiënten zullen de leukemiecellen in de inductiefase gedood zijn. Om de kans op terugkeer van de ziekte te verkleinen en het laatste aantal achtergebleven leukemiecellen te doden volgen in deze fase een aantal nieuwe kuren.
  • Onderhoudsfase. In de eerste twee jaren is de kans op terugkeer van de acute lymfatische leukemie het grootst (dit heet ook wel recidief). Daarom volgt na een complete remissie en de consolidatiefase altijd een nabehandeling om het risico op terugkeer te verkleinen.

Complicaties van chemotherapie

Hoewel chemotherapie ingezet wordt om leukemiecellen te doden, maakt chemotherapie ook gezonde bloedcellen kapot. In sommige periodes van de chemotherapie is het daarom mogelijk dat de aanmaak van gezonde bloedcellen stilligt. Een tekort aan bloedplaatjes, rode of witte bloedcellen zorgt dat eventuele complicaties, zoals infecties, met zich meebrengt. Daarom wordt voor de behandeling met chemotherapie eerst onderzocht of er al beginnende infecties spelen die problemen kunnen veroorzaken. Om infecties te voorkomen geeft de arts antibiotica. Tijdens een chemokuur gelden speciale regels voor het bezoek en verplegend personeel, om ziekteverwekkers zoveel mogelijk bij je uit de buurt te houden.

Soms is het nodig om het tekort aan bloedplaatjes na een chemotherapie aan te vullen. Dan is eventueel een bloedtransfusie nodig. Een bloedtransfusie gaat via het infuus en moet dus in het ziekenhuis plaatsvinden.

Elke chemotherapie heeft zijn eigen bijwerkingen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn:

Stamceltransplantatie bij acute lymfatische leukemie

Afhankelijk van het risicoprofiel wat door de arts wordt ingeschat, kun je een stamceltransplantatie nodig hebben. Bijvoorbeeld voor agressieve vormen van acute lymfatische leukemie en bij mensen met een groot risico op terugkeer van de ziekte. Er wordt gekozen voor allogene stamceltransplantatie. Allogeen wil zeggen: stamcellen van een donor. Er zijn twee soorten stamceltransplantaties: myeloablatieve en niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is de behandeling intensiever dan bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie wordt geprobeerd om tijdens de voorbereiding voor de stamceltransplantatie zoveel mogelijk kwaadaardige cellen te doden. Bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is het doel van de (milde) voorbehandeling om de afweer van de patiënt te onderdrukken zodat de donorstamcellen niet worden afgestoten.

Een allogene stamceltransplantatie is een ingrijpend proces en het is erg belangrijk dat je in goede conditie bent voordat je op deze manier behandeld wordt. De arts maakt een afweging of je in aanmerking komt voor deze transplantatie op basis van leeftijd, risicogroep, aanwezigheid van een donor en of het haalbaar is:

  • Bij patiënten onder de 40 jaar wordt een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
  • Voor patiënten tussen 40-55 jaar, wordt een allogene stamceltransplantatie gevolgd op basis van de conditie van de patiënt.
  • Bij patiënten tussen de 55 en 60 jaar wordt een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
  • Ouder dan 70-75 jaar. Allogene stamceltransplantatie wordt in enkele gevallen toegepast als de conditie dat toelaat, maar over het algemeen kom je in deze leeftijdscategorie niet meer in aanmerking voor een allogene stamceltransplantatie.

Philadelphiachromosoom

Acute lymfatische leukemie waarbij het Philadelphiachromosoom gevonden wordt, heeft een aanvullende behandeling nodig. Het Philadelphiachromosoom maakt een eiwit aan: bcr-abl. Dit eiwit veroorzaakt een snelle groei van leukemiecellen.

Hoewel met chemotherapie meestal alle leukemiecellen worden weggehaald, komt acute lymfatische leukemie bij mensen met het Philadelphiachromosoom sneller terug. Daarom krijgen mensen met het Philadelphiachromosoom speciale eiwitremmers. Deze middelen remmen het eiwit, waardoor de leukemiecel stopt met delen. Dit verhoogt de kans op volledige remissie. Bij B-cel-ALL met CD20 op de cellen wordt een immunotherapie toegevoegd.

Immunotherapie

Vroeger richtte behandeling met medicatie bij kanker zich vooral op het vernietigen van de kankercellen. Een immunotherapie richt zich voornamelijk op het versterken of ondersteunen van het immuunsysteem. Er zijn verschillende soorten immunotherapie, maar in het algemeen bestaat immunotherapie uit medicijnen die ons afweersysteem helpen om de kankercellen te herkennen en te doden.

Bestraling bij volwassen met ALL

Bestraling wordt soms bij ALL toegepast. Bij T-cel-ALL zijn de lymfeklieren vaak rondom het hart en longen vergroot, dit veroorzaakt mogelijk benauwdheid. De benauwdheid wordt door bestraling in sommige gevallen verholpen. Bestraling heeft als doel om kankercellen te vernietigen en tegelijk gezonde cellen zo veel mogelijk te sparen.

In het behandelplan worden landelijke richtlijnen aangehouden. Hierdoor krijgt iedereen dezelfde, bewezen en zo goed mogelijke zorg. Toch verschilt het behandelplan tussen mensen met acute lymfatische leukemie. Er bestaat bijvoorbeeld een verschil in behandeling tussen patiënten tot 40 jaar (zwaardere behandeling) en patiënten boven de 40. Mensen boven de 40 kunnen een zware behandeling niet op dezelfde manier aan en het risico op overlijden door de behandeling is dan groter.

De naam acute lymfatische leukemie geeft al aan dat er niet lang gewacht mag worden met de behandeling. Acuut betekent namelijk het snel optreden van de ziekte. Het doel van elke behandeling is om leukemiecellen in het lichaam uit te schakelen. Als dat lukt, spreken we van een remissie.

Bij acute lymfatische leukemie bestaat behandeling uit:

  • Meerdere kuren chemotherapie
  • Afhankelijk van restziekte en het risicoprofiel mogelijk gevolgd door stamceltransplantatie
  • Immunotherapie
  • Eventueel bestraling

Chemotherapie bij acute lymfatische leukemie

Chemotherapie is een behandeling in combinatie met medicijnen die leukemiecellen doden of het ongeremd delen van de op hol geslagen cellen een halt toe roepen. Dit zorgt voor genezing of het verkleinen van de tumoren.

De totale chemotherapie bestaat uit drie fasen:

  • De inductiefase. In deze fase is het doel om de leukemiecellen te doden.
  • De consolidatiefase. Bij een groot aantal patiënten zullen de leukemiecellen in de inductiefase gedood zijn. Om de kans op terugkeer van de ziekte te verkleinen en het laatste aantal achtergebleven leukemiecellen te doden volgen in deze fase een aantal nieuwe kuren.
  • Onderhoudsfase. In de eerste twee jaren is de kans op terugkeer van de acute lymfatische leukemie het grootst (dit heet ook wel recidief). Daarom volgt na een complete remissie en de consolidatiefase altijd een nabehandeling om het risico op terugkeer te verkleinen.

Complicaties van chemotherapie

Hoewel chemotherapie ingezet wordt om leukemiecellen te doden, maakt chemotherapie ook gezonde bloedcellen kapot. In sommige periodes van de chemotherapie is het daarom mogelijk dat de aanmaak van gezonde bloedcellen stilligt. Een tekort aan bloedplaatjes, rode of witte bloedcellen zorgt dat eventuele complicaties, zoals infecties, met zich meebrengt. Daarom wordt voor de behandeling met chemotherapie eerst onderzocht of er al beginnende infecties spelen die problemen kunnen veroorzaken. Om infecties te voorkomen geeft de arts antibiotica. Tijdens een chemokuur gelden speciale regels voor het bezoek en verplegend personeel, om ziekteverwekkers zoveel mogelijk bij je uit de buurt te houden.

Soms is het nodig om het tekort aan bloedplaatjes na een chemotherapie aan te vullen. Dan is eventueel een bloedtransfusie nodig. Een bloedtransfusie gaat via het infuus en moet dus in het ziekenhuis plaatsvinden.

Elke chemotherapie heeft zijn eigen bijwerkingen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn:

Stamceltransplantatie bij acute lymfatische leukemie

Afhankelijk van het risicoprofiel wat door de arts wordt ingeschat, kun je een stamceltransplantatie nodig hebben. Bijvoorbeeld voor agressieve vormen van acute lymfatische leukemie en bij mensen met een groot risico op terugkeer van de ziekte. Er wordt gekozen voor allogene stamceltransplantatie. Allogeen wil zeggen: stamcellen van een donor. Er zijn twee soorten stamceltransplantaties: myeloablatieve en niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is de behandeling intensiever dan bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie. Bij een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie wordt geprobeerd om tijdens de voorbereiding voor de stamceltransplantatie zoveel mogelijk kwaadaardige cellen te doden. Bij een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie is het doel van de (milde) voorbehandeling om de afweer van de patiënt te onderdrukken zodat de donorstamcellen niet worden afgestoten.

Een allogene stamceltransplantatie is een ingrijpend proces en het is erg belangrijk dat je in goede conditie bent voordat je op deze manier behandeld wordt. De arts maakt een afweging of je in aanmerking komt voor deze transplantatie op basis van leeftijd, risicogroep, aanwezigheid van een donor en of het haalbaar is:

  • Bij patiënten onder de 40 jaar wordt een myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
  • Voor patiënten tussen 40-55 jaar, wordt een allogene stamceltransplantatie gevolgd op basis van de conditie van de patiënt.
  • Bij patiënten tussen de 55 en 60 jaar wordt een niet-myeloablatieve allogene stamceltransplantatie geadviseerd.
  • Ouder dan 70-75 jaar. Allogene stamceltransplantatie wordt in enkele gevallen toegepast als de conditie dat toelaat, maar over het algemeen kom je in deze leeftijdscategorie niet meer in aanmerking voor een allogene stamceltransplantatie.

Philadelphiachromosoom

Acute lymfatische leukemie waarbij het Philadelphiachromosoom gevonden wordt, heeft een aanvullende behandeling nodig. Het Philadelphiachromosoom maakt een eiwit aan: bcr-abl. Dit eiwit veroorzaakt een snelle groei van leukemiecellen.

Hoewel met chemotherapie meestal alle leukemiecellen worden weggehaald, komt acute lymfatische leukemie bij mensen met het Philadelphiachromosoom sneller terug. Daarom krijgen mensen met het Philadelphiachromosoom speciale eiwitremmers. Deze middelen remmen het eiwit, waardoor de leukemiecel stopt met delen. Dit verhoogt de kans op volledige remissie. Bij B-cel-ALL met CD20 op de cellen wordt een immunotherapie toegevoegd.

Immunotherapie

Vroeger richtte behandeling met medicatie bij kanker zich vooral op het vernietigen van de kankercellen. Een immunotherapie richt zich voornamelijk op het versterken of ondersteunen van het immuunsysteem. Er zijn verschillende soorten immunotherapie, maar in het algemeen bestaat immunotherapie uit medicijnen die ons afweersysteem helpen om de kankercellen te herkennen en te doden.

Bestraling bij volwassen met ALL

Bestraling wordt soms bij ALL toegepast. Bij T-cel-ALL zijn de lymfeklieren vaak rondom het hart en longen vergroot, dit veroorzaakt mogelijk benauwdheid. De benauwdheid wordt door bestraling in sommige gevallen verholpen. Bestraling heeft als doel om kankercellen te vernietigen en tegelijk gezonde cellen zo veel mogelijk te sparen.

Recidief of refractaire acute lymfatische leukemie

Als tijdens de controles blijkt dat de behandeling van acute lymfatische leukemie niet het gewenste effect heeft, spreken we van refractaire acute lymfatische leukemie. In dit geval zal de dokter het behandelplan bijstellen.

Bij de helft van de patiënten met ALL keert de ziekte terug. Zoals eerder benoemd bij ALL bij kinderen, wordt de terugkeer van de ziekte ook wel een recidief genoemd. In de meeste gevallen wordt er dan op een zwaardere behandeling overgestapt. Er wordt vervolgens gesproken over een complete remissie als er door de microscoop minder dan 5% onrijpe witte bloedcellen te zien zijn. Als er geen restziekte gevonden wordt, is de prognose beter.

CAR-T-celtherapie bij B-cel-acute lymfatische leukemie

Een relatief nieuwe behandelmethode is CAR-T-celtherapie. Een CAR-T-celbehandeling kan worden gegeven aan patiënten tot en met de leeftijd van 25 jaar. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet echter ook een van deze dingen op jou van toepassing zijn:

  • Je hebt refractaire B-cel-ALL. Refractair betekent dat de doorgemaakte behandeling weinig of onvoldoende effect heeft gehad.
  • Je hebt een recidief na stamceltransplantatie of je hebt een tweede of later recidief van B-cel-ALL. Recidief is een ander woord voor terugkerende ziekte.

ALL-patiënten kunnen alleen een CAR-T-celtherapie krijgen wanneer er wordt voldaan aan vastgelegde voorwaarden bij specifieke vormen van bloedkanker of lymfeklierkanker. CAR-T-celtherapie is een vorm van immunotherapie waarbij T-cellen, bepaalde witte bloedcellen, uit het lichaam worden gehaald en in een laboratorium worden gemanipuleerd. Het doel hiervan is dat de T-cellen de leukemiecellen als lichaamsvreemde stof gaan herkennen. De aangepaste T-cellen worden vervolgens teruggeplaatst in het lichaam om daar de leukemiecellen op te ruimen. Lees hier meer over de werking van CAR-T-celtherapie.

Als tijdens de controles blijkt dat de behandeling van acute lymfatische leukemie niet het gewenste effect heeft, spreken we van refractaire acute lymfatische leukemie. In dit geval zal de dokter het behandelplan bijstellen.

Bij de helft van de patiënten met ALL keert de ziekte terug. Zoals eerder benoemd bij ALL bij kinderen, wordt de terugkeer van de ziekte ook wel een recidief genoemd. In de meeste gevallen wordt er dan op een zwaardere behandeling overgestapt. Er wordt vervolgens gesproken over een complete remissie als er door de microscoop minder dan 5% onrijpe witte bloedcellen te zien zijn. Als er geen restziekte gevonden wordt, is de prognose beter.

CAR-T-celtherapie bij B-cel-acute lymfatische leukemie

Een relatief nieuwe behandelmethode is CAR-T-celtherapie. Een CAR-T-celbehandeling kan worden gegeven aan patiënten tot en met de leeftijd van 25 jaar. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet echter ook een van deze dingen op jou van toepassing zijn:

  • Je hebt refractaire B-cel-ALL. Refractair betekent dat de doorgemaakte behandeling weinig of onvoldoende effect heeft gehad.
  • Je hebt een recidief na stamceltransplantatie of je hebt een tweede of later recidief van B-cel-ALL. Recidief is een ander woord voor terugkerende ziekte.

ALL-patiënten kunnen alleen een CAR-T-celtherapie krijgen wanneer er wordt voldaan aan vastgelegde voorwaarden bij specifieke vormen van bloedkanker of lymfeklierkanker. CAR-T-celtherapie is een vorm van immunotherapie waarbij T-cellen, bepaalde witte bloedcellen, uit het lichaam worden gehaald en in een laboratorium worden gemanipuleerd. Het doel hiervan is dat de T-cellen de leukemiecellen als lichaamsvreemde stof gaan herkennen. De aangepaste T-cellen worden vervolgens teruggeplaatst in het lichaam om daar de leukemiecellen op te ruimen. Lees hier meer over de werking van CAR-T-celtherapie.

Prognose en levensverwachting bij acute lymfatische leukemie bij volwassenen

De prognose en levensverwachting bij acute lymfatische leukemie is sterk afhankelijk van de leeftijd. Daarnaast zijn het gemiddelden en erg afhankelijk van de individuele patiënt.

  • 18-25 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 75%.
  • 25-40 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 65%.
  • Ouder dan 60 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 20%.

Op basis van een aantal criteria stelt de arts een risicoprofiel op waarmee een inschatting gemaakt wordt op de kans van genezing. Factoren die hier invloed op hebben, zijn:

  • Leeftijd. Hoe jonger, hoe gunstiger de prognose.
  • Het aantal witte bloedcellen bij de diagnose. Een erg hoog aantal witte bloedcellen kan zorgen voor een iets kleinere kans op genezing.
  • Chromosoomafwijkingen in de abnormale cel.  Sommige chromosoomafwijkingen zijn gunstig, andere zijn juist weer niet gunstig. Een voorbeeld is de aanwezigheid van het Philadelphiachromosoom, wat een minder goed vooruitzicht heeft.

De prognose en levensverwachting bij acute lymfatische leukemie is sterk afhankelijk van de leeftijd. Daarnaast zijn het gemiddelden en erg afhankelijk van de individuele patiënt.

  • 18-25 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 75%.
  • 25-40 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 65%.
  • Ouder dan 60 jaar: overlevingskansen na behandeling liggen rond de 20%.

Op basis van een aantal criteria stelt de arts een risicoprofiel op waarmee een inschatting gemaakt wordt op de kans van genezing. Factoren die hier invloed op hebben, zijn:

  • Leeftijd. Hoe jonger, hoe gunstiger de prognose.
  • Het aantal witte bloedcellen bij de diagnose. Een erg hoog aantal witte bloedcellen kan zorgen voor een iets kleinere kans op genezing.
  • Chromosoomafwijkingen in de abnormale cel.  Sommige chromosoomafwijkingen zijn gunstig, andere zijn juist weer niet gunstig. Een voorbeeld is de aanwezigheid van het Philadelphiachromosoom, wat een minder goed vooruitzicht heeft.

ALL en volwassenen

ALL heeft een grote impact op jouw leven. Betrek daarom vertrouwenspersoon in het traject, zoals een verpleegkundige of pedagogisch medewerker. Zo kun je praten over je zorgen, ervaringen en verhalen. Daarnaast kun je aansluiten bij een patiëntenorganisatie. Hematon is bijvoorbeeld een organisatie voor patiënten met een hemato-oncologische aandoening, zoals bloedkanker, leukemie, lymfklierkanker en MDS.

ALL heeft een grote impact op jouw leven. Betrek daarom vertrouwenspersoon in het traject, zoals een verpleegkundige of pedagogisch medewerker. Zo kun je praten over je zorgen, ervaringen en verhalen. Daarnaast kun je aansluiten bij een patiëntenorganisatie. Hematon is bijvoorbeeld een organisatie voor patiënten met een hemato-oncologische aandoening, zoals bloedkanker, leukemie, lymfklierkanker en MDS.

Bronnen

Deze informatie is gebaseerd op de volgende bronnen:

Deze informatie is gebaseerd op de volgende bronnen:

Pagina laatst aangepast op 13-05-2022

Auteur: Redactie Gezondheidsplein

Vond je deze informatie nuttig?

4.2 uit 5 - 6 beoordelingen

Heeft deze informatie jou geholpen?

.
- Advertentie -
- Advertentie -