De behandeling van acute lymfatische leukemie bestaat uit een landelijk protocol, waarin richtlijnen voor onderzoeken en behandelwijzen worden omschreven. Zo krijgt ieder kind met acute lymfatische leukemie de therapie die voor hem of haar de meeste kans op genezing geeft en op de langere termijn het minst schadelijk is. Welk protocol en behandeling aangehouden wordt, hangt af van verschillende factoren:
- Het type leukemie
- Het type chromosoomafwijkingen in de leukemiecellen
- Leeftijd
- Geschatte kans op terugkeer van de ziekte
Tijdens de behandeling wordt regelmatig gekeken of de behandeling aanslaat of dat het nodig is om de behandeling bij te stellen. De behandeling van acute lymfatische leukemie bij een kind of jongvolwassenen duurt ongeveer twee tot drie jaar. Je kunt een of meerdere behandelingen krijgen:
- Chemotherapie
- Stamceltransplantatie
- Immuuntherapie
- Eventueel bestraling
Chemotherapie bij acute lymfatische leukemie
De behandeling van acute lymfatische leukemie bij kinderen en jongvolwassenen bestaat altijd uit chemotherapie. Chemotherapie is een behandeling met een combinatie van medicijnen die leukemiecellen doden of het ongeremd delen van de op hol geslagen cel een halt toe roepen. Dit zorgt voor genezing of het verminderen van de leukemiecellen.
Chemotherapie bestaat uit een combinatie van pillen, drankjes, een infuus of een injectie. De totale behandeling met chemotherapie duurt ongeveer twee jaar tot drie jaar. Het eerste deel van de behandeling, die ruim zeven maanden duurt, is het meest intensief. De behandeling wordt opgestart in het ziekenhuis, maar een deel van de behandeling is ook mogelijk thuis met regelmatige controles op de polikliniek of dagbehandeling.
Over het algemeen krijgt een kind of jongvolwassenen een intensiever chemotherapieschema in een hogere dosis dan gebruikelijk bij volwassenen. De organen van kinderen zijn namelijk jonger en hun weerstand en herstelvermogen zijn veerkrachtiger dan bij volwassenen.
Centraal veneuze katheter
Voor een behandeling met chemotherapie wordt vaak een centraal veneuze katheter geplaatst. Een centraal veneuze katheter is een lang infuus waarbij de uitgang van de katheter in een groot bloedvat wordt gelegd. Meestal wordt een centraal veneuze katheter tijdens een operatie onder narcose geplaatst. De operatie duurt ongeveer een uur. Er zijn verschillende centraal veneuze katheters:
- Volledig implanteerbaar toedieningssysteem (VIT) is een klein reservoir onder de huid dat met een slangetje in verbinding staat met een grote ader in het lichaam. Dit heeft als voordeel dat de (broze) aderen niet elke keer opnieuw aangeprikt hoeven te worden bij een infuus of bloedafname. Het reservoir kun je ook onder de huid voelen. Om te voorkomen dat het slangetje verstopt raakt als het niet gebruikt wordt, wordt deze regelmatig doorgespoten. Het reservoir moet wel elke keer voor een infuus of bloedafname worden aangeprikt. Hiervoor wordt verdovende zalf aangebracht, zodat de huid bij het aanprikken is verdoofd.
- Hickman katheter is een slangetje van siliconen die links of recht op de borstkas wordt geplaatst. Een deel van het slangetje zit onder de huid. Het voordeel van een Hickman is dat deze langer blijft zitten dan een gewoon infuus.
- Perifere Intraveneuze Centrale Catheter (PICC) wordt meestal met een slangetje ingebracht aan de binnenkant van de bovenarm. Ook een PICC-lijn blijft langer zitten dan een gewoon infuus.
Complicaties van chemotherapie
De aanval van medicijnen op de leukemiecellen gaat vaak samen met bijwerkingen. In enkele gevallen zijn deze bijwerkingen blijvend. De bijwerkingen wisselen per persoon en per behandeling. Naast het bedoelde effect op de leukemiecellen kunnen cytostatica (stoffen met remmende werking op de celdeling) effect hebben op de slijmvliezen, de huid en het haar. Mogelijke gevolgen zijn:
Ook ben je door een lage afweer extra vatbaar voor infecties en is het mogelijk dat er een tekort aan bloedcellen en bloedplaatjes ontstaat.
Zowel voor de patiënt als voor de ouders is chemotherapie een zware periode. Gedragsveranderingen, verdriet, onmacht en pijn zijn intense emoties. Goede begeleiding van een pedagogisch medewerker of kinderpsycholoog is daarom heel belangrijk. Het behandelplan is zoveel mogelijk gericht om het gewone dagelijkse leven door te laten gaan, omdat alle afleiding van het gewone leven stress verminderend werkt. In het behandelplan worden vragenlijsten opgenomen. Hierin wordt actief doorgevraagd naar de emotionele beleving van zowel ouders als het kind of jongvolwassene, zodat op tijd ondersteuning wordt geboden.
Controles tijdens en na de chemotherapie
Na de eerste giften (kuren) wordt bepaald hoeveel leukemiecellen er nog over zijn, dit wordt minimale restziekte genoemd. Hiermee wordt bepaald in welke risicogroep je valt. Het behandelplan wordt hierop bijgesteld.
Stamceltransplantatie
Afhankelijk van het type leukemie kun je in een hoog-risicogroep categorie horen. In dit geval bestaat de mogelijkheid dat een stamceltransplantatie nodig is. Stamcellen zijn basiscellen die voortdurend nieuwe bloedcellen aanmaken. Om de aanmaak van nieuwe gezonde cellen te stimuleren, is het soms nodig om zieke stamcellen te vervangen door gezonde cellen. De stamcellen kunnen uit het beenmerg, de navelstreng of het bloed van een gezonde donor gehaald worden. Een donor is geschikt als het weefseltype van de donor bijna hetzelfde is als bij de patiënt. Dit is bijvoorbeeld bij een broer, zus of de ouders, maar ook een onbekende donor in de donorbank die een match is.
Voor de transplantatie
Als er een geschikte donor is gevonden begint de periode van voorbereiding. Om de transplantatie een zo groot mogelijke kans van slagen te geven zijn veel voorzorgsmaatregelen nodig:
- Gesprekken met artsen, verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers en diëtiek, waarmee de conditie van het kind wordt vastgesteld.
- (Beeldvormend) lichamelijk onderzoek zoals röntgenfoto’s, longfunctietest, hartfilmpje en bloedonderzoek.
- Chemotherapie en soms bestraling. Op deze manier wordt het eigen beenmerg uitgeschakeld en ontstaat er ruimte voor de donorstamcellen.
Tijdens de transplantatie
De gezonde donorcellen worden via een infuus in het bloed van de patiënt gebracht. Het duurt over het algemeen een half uur tot het infuuszakje leeg is. In het beenmerg groeien de gezonde cellen uit tot volwassen cellen. Je wordt na de transplantatie volledig in isolatie verpleegd om ziekteverwekkers zo ver mogelijk bij het kind weg te houden. Na transplantatie ben je namelijk erg vatbaar voor infecties. Bezoek mag hierdoor niet onbeperkt in- en uitlopen. Wie wel en niet op bezoek mogen komen wordt in de voorbereiding al besproken.
Om altijd aanwezige darmbacteriën geen kans te geven zich uit te breiden nu de weerstand lager is, krijg je medicijnen en speciaal klaargemaakt eten.
Isolatieverpleging is voor veel kinderen en jongvolwassenen erg vervelend. Een goede voorbereiding en voorlichting is heel belangrijk. Spullen meenemen van thuis, zoals speelgoed, foto’s en dvd’s kunnen helpen om het kind door deze zware periode heen te helpen. Daar zijn wel strikte regels aan verbonden. Zo moeten knuffels van tevoren gewassen worden en dekbedden elke dag verschoond worden tijdens de opname. Deze regels worden in de voorbereiding met alle betrokkenen doorgesproken.
Na de transplantatie
De isolatie wordt opgeheven wanneer de nieuwe stamcellen gegroeid zijn. Hierna ben je nog steeds verzwakt en zal je afweer opnieuw opgebouwd moeten worden. Daarom kun je nog lange tijd niet naar school en er zijn speciale leefregels voor thuis om de kans op infecties zo klein mogelijk te maken.
Immunotherapie
Vroeger richtte behandeling met medicatie bij kanker zich vooral op het vernietigen van de kankercellen. Met immuuntherapie is de behandeling niet direct gericht op de kankercel, maar op het versterken of ondersteunen van het immuunsysteem. Er zijn verschillende soorten immunotherapie. Over het algemeen wordt gezegd dat immunotherapie medicijnen zijn die ons afweersysteem helpen om de kankercellen te herkennen en te doden. Wanneer kankercellen een bepaald eiwit op de cel bij zich dragen, kan deze de afweercel afremmen voordat die de kans krijgt om de kankercel op te ruimen. Daardoor krijgt de kankercel de kans om zich ongeremd te delen. Een bepaald soort immunotherapie (checkpointremmers) haalt de rem die de kankercellen op de afweercellen hebben weg, zodat het immuunsysteem de kankercellen weer gaan aanvallen en opruimen.
Momenteel wordt nauwkeurig bestudeerd welke vormen van immunotherapie van voordeel kunnen zijn voor kinderen met acute lymfatische leukemie.
Bestraling bij ALL
Bestraling heeft als doel om kankercellen te vernietigen en tegelijk gezonde cellen zo veel mogelijk te sparen. Bij T-cel-ALL zijn de lymfeklieren vaak rondom het hart en longen vergroot. Dit veroorzaakt mogelijk benauwdheid. De benauwdheid wordt door bestraling in sommige gevallen verholpen. Bestraling komt bij ALL niet vaak voor.