Ademhaling
Als je inademt, dan trekken je tussenribspieren samen je ribben omhoog, terwijl tegelijkertijd je middenrif (diafragma) omlaag gaat. Je borstholte wordt groter. Doordat de longvliezen je longen als het ware tegen je borstholte geplakt houden, worden de longen automatisch geopend en stroomt er lucht naar binnen. Als je vervolgens uitademt, dan gaan je ribben weer naar binnen, terwijl je diafragma weer omhoog komt. De ruimte in je borstholte wordt kleiner en er wordt lucht naar buiten geblazen. Hoe snel we ademen wordt geregeld door een ademcentrum in de hersenen. Je hersenen meten de hoeveelheid koolzuur in je bloed en zorgen ervoor dat je gaat ademen als de hoeveelheid koolzuur te hoog wordt.
Gasuitwisseling
Lucht die je inademt komt via je mondholte in je luchtpijp. Aan het einde van je luchtpijp kan de ingeademde lucht door verschillende vertakkingen van je longen gestuurd worden. Uiteindelijk komt een deel van de ingeademde lucht aan bij de longblaasjes. Deze ‘zakjes’ hebben een hele dunne wand. Zuurstof uit de ingeademde lucht kan door deze wand in je bloed komen. Tegelijkertijd verdwijnt kooldioxide uit je bloed naar je longen. Hoe werkt dit proces? Van nature zullen zowel zuurstof als kooldioxide zich gelijkmatig verdelen over de beschikbare ruimte. In je longen zit maar een wand van één cel dik tussen je bloedvat en je ingeademde lucht. Het bloedvat maakt deel uit van de zogenaamde kleine bloedsomloop en bevat veel koolstofdioxide en weinig zuurstof. Er is dus een situatie waarbij je ingeademde lucht veel zuurstof en weinig koolstofdioxide bevat en je bloed veel koolstofdioxide en weinig zuurstof. Zuurstof en koolstofdioxide gaan door de wand van je longblaasjes heen om in balans te komen. In een situatie van balans zou er evenveel zuurstof zitten in de adem als in je bloed, maar deze situatie zal nooit plaatsvinden. Je bloed blijft namelijk constant stromen en voert constant zuurstofarm en koolstofdioxiderijk bloed aan. Bovendien blijf je ademen en voert je ademhaling dus constant zuurstof aan en neemt het koolstofdioxide mee.
Longvolume
We gebruiken onze longen niet altijd evenveel. Als je rustig een boek zit te lezen, dan heb je minder zuurstof nodig en hoef je minder koolstofdioxide af te voeren. Als je bijvoorbeeld aan het hardlopen bent, dan heb je meer zuurstof nodig. De hoeveelheid lucht die je inademt, noem je het ademvolume. De maximale hoeveelheid lucht die je kunt inademen wordt ook wel je vitale capaciteit genoemd. Je vitale capaciteit hangt erg af van je gezondheid, je gewicht en je lichamelijke conditie. Roken kan je vitale capaciteit verkleinen.
Hoe hard je ook je best doet, je kunt nooit je hele longinhoud uitademen, er blijft altijd lucht over. Deze lucht heet luchtresidu. Als je inademt, zal verder niet alle ingeademde lucht je longen bereiken. een deel van de ingeademde lucht blijft hangen in je luchtpijp en je mondholte en is dus niet betrokken bij de gasuitwisseling.