Er bestaat geen genezende behandeling voor dementie. Toch is het belangrijk dat de diagnose dementie zo vroeg mogelijk gesteld wordt. Herken je jezelf of iemand anders in deze symptomen? Dan is het verstandig om langs de huisarts te gaan. Hoe eerder de diagnose gesteld is, hoe eerder hulp ingeschakeld kan worden. Dit kan onder andere met medicijnen die dementie vertragen of symptomen verminderen, maar ook door begeleiding. Het kan ook goed zijn om in dit stadium al een casemanager in te schakelen. Later in dit dossier lees je hier mee over.
Daarnaast is het belangrijk om te weten dat je in het beginstadium van dementie zelf nog keuzes kan maken. Je wilt dat jouw belangen goed vertegenwoordigd worden als je dat zelf niet meer kunt. Jij kunt die keuzes maken op het gebied van onder andere (financiële) vertegenwoordiging, zorg, behandeling, testament en eventueel wensen met betrekking tot euthanasie. Het is belangrijk om dit soort zaken op tijd te regelen zodat de juiste persoon straks het nemen van beslissingen over kan nemen. Je voorkomt hiermee dat naasten in de toekomst naar de kantonrechter moeten om jou belangen te mogen vertegenwoordigen.
Op dementie.nl lees je hier meer over.
Onderzoeken om de diagnose dementie te bevestigen of te verwerpen
Als de huisarts vermoedt dat je dementie hebt en zelf de diagnose niet stelt, verwijst hij je door naar een specialist van bijvoorbeeld een geheugenpoli, afdeling neurologie of Ggz-instelling. Om de diagnose dementie te stellen, doet de specialist verschillende tests en onderzoeken.
Eerst bespreek je je symptomen en klachten met de specialist. Ook je familiegeschiedenis komt aan bod (komt dementie voor in de familie?). Daarnaast wordt ook aan je naasten gevraagd hoe zij vinden dat het met je gaat en welke dingen hen opvallen (hetero-anamnese).
Bij de geheugenpoli of een andere specialistische instellen, wordt ook neuropsychologisch en lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Dit wordt vaak aangevuld met laboratoriumonderzoek, zoals een bloedonderzoek.
Wanneer je nog jong bent voor dementie (<65 jaar) of als de arts twijfelt aan de diagnose, wordt er soms extra diagnostisch onderzoek gedaan in de vorm van neuropsychologische tests, gedragsobservaties of MRI-scan. Ook kan de arts een neurofysiologisch onderzoek uitvoeren, waarbij hij onderzoek doet naar de werking van je zenuwen en hersenen. Tot slot is genetisch onderzoek mogelijk of een liquoronderzoek waarbij hersenvocht wordt onderzocht.