Nog een belangrijk onderdeel van de juiste injectietechniek is roteren. Hiermee wordt bedoeld dat je niet steeds insuline injecteert op dezelfde plek, maar steeds wisselt. Om ervoor te zorgen dat je onthoudt waar je recentelijk hebt gespoten, zijn hier speciale roteerschema’s voor. De buik kun je bijvoorbeeld opdelen in vier delen, gezien vanaf de navel: linksboven, linksonder, rechtsboven en rechtsonder. Ook de billen en dijen kunnen meedoen in het roteerschema.

Spuit voor een bepaalde tijd al je injecties binnen een gebied, zoals je dij of het deel van je buik linksboven je navel. Injecties moeten daarbij steeds minstens één centimeter van elkaar vandaan gezet worden. Heb je alle ruimte opgebruikt binnen dat deel, gebruik dan voor de volgende injecties een ander deel, zoals je andere dij of het deel van je buik linksonder je navel. Gebruik één zo’n deel niet vaker dan eens in de vier weken, om de huid daar voldoende te laten herstellen. Anders kunnen er zogenoemde spuitplekken ontstaan.

Meer weten over de juiste techniek voor insuline spuiten? Er zijn insulinenaalden waarbij je toegang krijgt tot korte filmpjes over hoe je het beste insuline kunt injecteren.
Dit dossier is mede mogelijk gemaakt door onze partners
Bronnen: Volksgezondheidenzorg.info (1), Volksgezondheidenzorg.info (2), Stichting DIEP, Diabetes Fonds, Diabetesvereniging Nederland, Richtlijn "Behandeling van acute ontregeling van diabetes mellitus", Stichting Farmaceutische Kengetallen, Federatie Medisch Specialisten, EADV-Richtlijn ‘Het toedienen van insuline met de insulinepen’ (2017).