Na de diagnose heupdysplasie gaat de arts gelijk over tot behandeling. Het kind krijgt dan gedurende vier tot zes maanden een spreidbehandeling. Dit houdt in dat het kind een broekje aankrijgt dat de beentjes spreidt waardoor de heupkop goed in de heupkom komt te zitten. Als heupdysplasie pas na zes maanden na de geboorte wordt ontdekt, dan duurt de behandeling vaak iets langer. In het eindstadium hoeft het kind het spreidbroekje waarschijnlijk alleen nog maar ’s nachts te dragen.
Het dragen van het spreidmiddel hoort pijnloos te zijn en de spreiding van de beentjes mag nooit geforceerd worden. Indien je vermoedt dat je kind toch pijn heeft, raadpleeg dan altijd je arts.
Tractiebehandeling heupdysplasie
Als de ‘gewone’ spreidmethode te weinig resultaat boekt, gaat de arts soms over tot de tractiebehandeling. Voor een tractiebehandeling is een ziekenhuisopname noodzakelijk. Onder lichte narcose zet de arts de heupkop weer in de kom. Vervolgens worden in bed de beentjes van het kind in een spreidstand gezet met gewichtjes en katrolletjes. De spieren en pezen van het kind worden dan langzaam opgerekt zodat de heupkop goed in de kom blijft. Deze behandeling is niet pijnlijk. Doorgaans duurt de tractiebehandeling één à twee weken en vindt in het ziekenhuis plaats.
Operatie heupdysplasie
In sommige gevallen is het bij heupdysplasie toch noodzakelijk om te opereren. Een operatie is ook de enige behandelmogelijkheid indien heupdysplasie pas anderhalf jaar of later na de geboorte ontdekt wordt. De spreidingsmethode heeft dan geen effect meer. Tijdens de operatie maakt de arts de heupkom dieper zodat de heupkop er beter invalt.
Oudere kinderen of jongvolwassenen die erg veel last hebben van heupdysplasie, hebben vaak baat bij een operatie. Belangrijk is dan wel dat:
- De persoon volledig is uitgegroeid
- De slijtage van het kraakbeen niet te ernstig is
- De kop van de heup nog rond is en niet afgevlakt