De beperkingen van mensen met een autismespectrumstoornis zijn grofweg in te delen in drie probleemgebieden.
- Problemen met de sociale interactie en verbeelding. Zo kunnen ze zich moeilijk inleven in anderen.
- Problemen met verbale- en non-verbale communicatie. Zo kunnen ze geen gezichtsuitdrukkingen herkennen.
- Problemen met stereotiepe interesses en gedrag. Ze kunnen bijvoorbeeld helemaal opgaan in een bepaalde activiteit, zodat nergens anders aandacht meer voor is.
Hoewel deze beperkingen voorkomen bij alle autismespectrumstoornissen, zijn er per vorm duidelijke verschillen in de mate waarin ze voorkomen. Zo ligt de taalontwikkeling van mensen met klassiek autisme vaak achter, terwijl dit bij mensen met Asperger juist goed is. Ook hebben mensen met Asperger minder moeite met het zelfstandig leven in vergelijking met mensen met klassiek autisme en PDD-NOS. Dit komt mede doordat ze door hun verstand te gebruiken en veel te oefenen, hun beperkingen kunnen camoufleren. Hieronder beschrijven we per vorm wat de meest herkenbare kenmerken zijn binnen de eerdergenoemde autistische stoornissen.