Twee keer zoveel kinderen met diabetes type 1

In de afgelopen 30 jaar is het aantal kinderen met diabetes type 1 verdubbeld. Dat concludeert Angelien Spaans-Hummelink, die op 15 mei promoveerde op haar proefschrift bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Spaans gebruikte de gegevens van kinderen van 0 tot 14 jaar uit een database van zorgverzekeraars waarin informatie over diagnoses en medicatie bijgehouden wordt. Spaans vertelt de reden voor het onderzoek: “We hadden het gevoel dat er steeds meer kinderen de diagnose krijgen, vooral in de winter.”

Spaans kreeg haar vermoedens bevestigd: naast de verdubbeling in het aantal diagnoses, werden de meeste diagnoses in het najaar en in de winter gesteld. Spaans: ‘Men vermoedt dat dat met virussen te maken heeft, maar daar is nog geen sluitend bewijs voor.”

Kinderen met diabetes type 1 hebben, door een gebrek aan het hormoon insuline, te hoge bloedsuikerwaarden. Deze bloedsuikerwaarden moeten ze zelf op peil houden, vaak door middel van injecties met insuline of een insulinepomp. Voordat ze gaan eten bijvoorbeeld, is het belangrijk dat ze hun bloedsuikerwaarden meten en zonodig insuline bijpompen.

Spaans vroeg zich af in hoeverre pubers zelf in staat zijn hun bloedsuikerspiegel van het bloed te regelen. Met haar onderzoek toonde ze aan dat pubers voordat ze gaan eten vaak niet hun bloedsuikerwaarden meten en geen insuline toedienen. Spaans: “Ook opvallend is dat pubers, naarmate ze ouder worden, steeds minder therapietrouw worden. Zelf ben ik als kinderarts geneigd om de pubers zelfstandigheid te geven, de ouders er niet meer altijd bij te betrekken. Maar blijkbaar is bijsturen van ouders toch wel nodig. Er is meer onderzoek nodig om uit te zoeken wat de goede balans is tussen loslaten en toch blijven begeleiden.”