Waarom zijn vitaminen en mineralen belangrijk?

Mineralen zijn doorgaans simpeler qua samenstelling dan vitaminen. Beiden zijn echter belangrijk voor veel processen in het lichaam. Maar wat is dan het verschil? Dat is vooral van scheikundige aard. Zo komen vitaminen uit de levende natuur (en kunnen door sommige planten of dieren zelf gemaakt worden) en komen mineralen uit de ‘dode’ natuur. Zij worden door planten uit de aarde opgenomen of door dieren uit voeding of water gehaald.

Mineralen zijn de bouwstoffen, dus de stoffen waarmee we iets kunnen bouwen en repareren. Een veelgehoorde term in combinatie met mineralen is de term 'spoorelementen'. Dit is een vorm van mineralen, waar we maar een heel klein beetje van nodig hebben. In totaal zijn er veertien mineralen, waaronder acht spoorelementen. Hieronder een overzichtje:

Als je op de verschillende mineralen doorklikt, lees je meer over de werking, de benodigde dagelijkse hoeveelheid en wat er in je lichaam gebeurt als je er teveel of te weinig van hebt.

Mineralen

1.       Calcium.
2.       Magnesium.
3.       Kalium.
4.       Natrium.
5.       Chloride.
6.       Fosfor.

Spoorelementen

1.       Jodium.
2.       Ijzer.
3.       Chroom.
4.       Koper.
5.       Zink.
6.       Mangaan.
7.       Seleen.
8.       Molybdeen.

Het belangrijkste verschil tussen een synthetische en een natuurlijke vorm van mineralen is dat de natuurlijke vorm logischerwijs ook daadwerkelijk in de natuur voorkomt. Dat kan in een dierlijke-, plantaardige- of minerale vorm zijn. Wanneer je echter in staat bent een stof in het laboratorium (na) te maken wordt het synthetisch. Wanneer men in staat is om een stof, bijvoorbeeld een vitamine, 100% 3D te kopiëren, dan is het dus identiek en ziet het lichaam geen verschil met het origineel. De gebruikte stoffen maken dat er kwaliteitsverschillen zitten tussen de verschillende aanbieders van vitaminesupplementen.