In de DSM-5 staan elf criteria beschreven die wijzen op een verslaving. Hieronder vind je een omschrijving van elk criterium:
- Controleverlies. Je gebruikt vaker, langer of meer dan je van plan was.
- Moeite met stoppen. Pogingen om te minderen of stoppen met gebruiken zijn mislukt.
- Tijdrovend. Het kost je veel tijd om aan het middel te komen, te gebruiken en te herstellen van het gebruik.
- Verlangen. Je hebt een sterk verlangen om te (blijven) gebruiken.
- Onttrekken aan verplichtingen. Je gebruik beïnvloedt je werk, school of thuissituatie op een negatieve manier.
- Relationele problemen. Je blijft gebruiken, ondanks dat je gebruik problemen veroorzaakt in relaties met bijvoorbeeld je partner, vrienden of familie.
- Activiteiten opgeven. Je geeft activiteiten op die belangrijk voor je zijn (werk, hobby’s en in vrije tijd) of besteedt er minder tijd aan vanwege het middelengebruik.
- Geen oog voor gevaar. Je blijft doorgaan met gebruiken, zelfs wanneer je hierdoor in gevaar komt.
- Klachten negeren. Je blijft voortdurend gebruiken, ondanks dat door het gebruik lichamelijke of psychische klachten ontstaan of verergeren.
- Tolerantie. Dezelfde dosis heeft steeds minder effect. Je hebt steeds meer van het middel nodig om nog effect te voelen.
- Onthoudingsverschijnselen. Als je minder gebruikt of stopt treden lichamelijke of geestelijke onthoudingsverschijnselen op, zoals angst, onrust, somberheid, trillen of hoofdpijn. Door weer te gebruiken nemen deze verschijnselen af.
Afhankelijk van het aantal criteria waar je aan voldoet, wordt de ernst van de verslaving bepaald:
- Als je aan twee of drie criteria voldoet, dan is er een milde stoornis in het gebruik van middelen.
- Bij vier of vijf criteria spreekt men over een gematigde stoornis in middelengebruik.
- Als je voldoet aan zes of meer criteria wordt er gesproken van een ernstige stoornis in het gebruik van middelen.
Verslaafd aan gedrag (gewoonteverslaving)
Het valt je misschien op dat de focus in de criteria ligt op het gebruik van middelen. Op de volgende pagina vind je een overzicht van de top 10 verslavende middelen. Echter kun je naast middelen ook verslaafd raken aan bepaald gedrag. Denk aan een verslaving aan gamen, winkelen, gokken, seks of eten. In de DSM-5 worden een aantal van deze verslavingen nog niet als officiële stoornis erkend. Vooralsnog wordt alleen gokverslaving genoemd als officiële ‘gewoonteverslaving’.
De meeste kenmerken uit de DSM-5 zijn wel op gedragsverslavingen toe te passen, hoewel de geestelijke afhankelijkheid en gevolgen waarschijnlijk een grotere rol spelen. De informatie in dit dossier is ook van toepassing op gedragsverslavingen. In het algemeen geldt dat je altijd hulp kunt zoeken als je de controle dreigt te verliezen, je dagelijks leven op een negatieve manier beïnvloed wordt of je je niet langer afhankelijk wil voelen.