In het middenstadium van dementie begint het tijdsbesef te vervagen. Het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst vervaagt. Ook het verschil tussen de werkelijkheid en de innerlijke beleving vervaagt. Er treedt verwardheid op, waaronder verwarring over de eigen identiteit.
Gaandeweg het ziekteproces wordt iemand met dementie veel passiever. Hij of zij raakt steeds meer verzonken in zichzelf en staat steeds minder open tot contact. Je naaste met dementie wordt volledig afhankelijk van energie en initiatief van de mensen om zich heen.
Contact
In deze fase hebben mensen met dementie veel behoefte aan contact. Als ze alleen zijn, worden ze in deze fase vaak angstig of zoekend. Ook willen ze graag begrepen worden.
Structuur en veiligheid
Daarnaast zal je naaste op zoek zijn naar structuur en veiligheid. Waar je in het beginstadium voornamelijk ondersteuning bood, is het nu ook belangrijk om structuur te bieden. Structuur in het leven van iemand met dementie geeft namelijk een gevoel van veiligheid. Pas wel op dat je niet overbeschermend wordt. Behandel je naaste niet te veel als een klein kind. Geef ruimte voor de eigen identiteit, respect is heel belangrijk.
Gesprekken
Het is belangrijk om je naaste te blijven informeren en betrekken bij wat er gebeurt, maar verwacht hierbij geen wederkerigheid. Praten met je naaste gaat nu vooral om het geven van positieve aandacht en geruststelling. Lichaamstaal wordt steeds belangrijker. Hoe je iets zegt, is belangrijker dan wat je zegt.
Begeleiding
Het is in dit stadium van dementie erg belangrijk dat er goede begeleiding is. Je naaste heeft iemand nodig die voor hem of haar zorgt. Niet alleen om te helpen bij zaken zoals wassen, aankleden en eten, maar ook vanwege de veiligheid. Je naaste kan in dit stadium niet alleen gelaten worden, de kans op ongelukken is te groot.
Passiever
In dit stadium wordt je naaste waarschijnlijk steeds veel meer in zichzelf gekeerd en passiever. Het wordt moeilijker om contact te maken.