Gezondheidsplein is een informatieve website over gezondheid. De gezondheidsinformatie op deze website staat los van eventueel getoonde advertenties.

Melanoom (Maligne melanoom)

Goedgekeurt icoonInformatie goedgekeurd door kanker.nl
4.4 uit 5 - 14 beoordelingen
Beoordeling icoon12 mensen vonden deze informatie nuttig

In het kort

  • Een melanoom is een agressieve vorm van huidkanker.
  • Melanomen ontstaan uit pigmentcellen die muteren (veranderen) in kankercellen en zich ongeremd gaan delen.
  • Er zijn een aantal risicofactoren die de kans op het krijgen van een melanoom vergroten, zoals overmatige blootstelling aan (kunstmatige) uv-straling.
  • Je kunt een melanoom herkennen aan de hand van de Engelse ABCDE-regel.
  • Een melanoom wordt na de diagnose door de patholoog ingedeeld in verschillende stadia.
  • Het stadium wordt vastgesteld op basis van de grootte, zweervorming, dikte en mogelijke uitzaaiingen van het melanoom naar lymfeklieren en/of organen.
  • De verschillende stadia geven de arts en de patiënt meer inzicht in de prognose en de te kiezen behandeling(en).

Wat is een melanoom?

Een melanoom is een vorm van huidkanker. Wanneer er sprake is van melanoom, kan deze zich in verschillende stadia bevinden (0, I, II, III of IV). Melanomen ontstaan uit pigmentcellen: de melanocyten. Melanocyten bevinden zich voornamelijk in de huid, maar komen ook voor in andere gepigmenteerde plekken zoals in de ogen of slijmvliezen. De pigmentcellen zijn verantwoordelijk voor de huidskleur. Wanneer de pigmentcellen in groepjes dicht bij elkaar liggen, vormen ze pigmentvlekken zoals een moedervlek.

Pigmentcellen kunnen muteren, oftewel veranderen, in kankercellen die zich ongeremd gaan delen. Er ontstaat dan een tumor, het melanoom. Bij uitzondering ontwikkelt een melanoom zich in het oog of slijmvlies. Doorgaans ontwikkelt deze zich echter in de huid, en kan daar overal voorkomen. Vaak ontstaat een melanoom uit een reeds bestaande moedervlek. De moedervlek verandert in dat geval van uiterlijk. Deze wordt bijvoorbeeld groter, dikker, donkerder of juist lichter. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Een melanoom kan ook ontstaan uit een aparte pigmentcel in een ‘gave’ huid.

Melanoomkankercellen zijn beweeglijk en verspreiden zich gemakkelijk. Hierdoor kunnen ze uitzaaiingen in lymfeklieren of andere organen veroorzaken. Een vroege diagnose en behandeling zijn daarom belangrijk.

Een melanoom is een vorm van huidkanker. Wanneer er sprake is van melanoom, kan deze zich in verschillende stadia bevinden (0, I, II, III of IV). Melanomen ontstaan uit pigmentcellen: de melanocyten. Melanocyten bevinden zich voornamelijk in de huid, maar komen ook voor in andere gepigmenteerde plekken zoals in de ogen of slijmvliezen. De pigmentcellen zijn verantwoordelijk voor de huidskleur. Wanneer de pigmentcellen in groepjes dicht bij elkaar liggen, vormen ze pigmentvlekken zoals een moedervlek.

Pigmentcellen kunnen muteren, oftewel veranderen, in kankercellen die zich ongeremd gaan delen. Er ontstaat dan een tumor, het melanoom. Bij uitzondering ontwikkelt een melanoom zich in het oog of slijmvlies. Doorgaans ontwikkelt deze zich echter in de huid, en kan daar overal voorkomen. Vaak ontstaat een melanoom uit een reeds bestaande moedervlek. De moedervlek verandert in dat geval van uiterlijk. Deze wordt bijvoorbeeld groter, dikker, donkerder of juist lichter. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Een melanoom kan ook ontstaan uit een aparte pigmentcel in een ‘gave’ huid.

Melanoomkankercellen zijn beweeglijk en verspreiden zich gemakkelijk. Hierdoor kunnen ze uitzaaiingen in lymfeklieren of andere organen veroorzaken. Een vroege diagnose en behandeling zijn daarom belangrijk.

Oorzaken van een melanoom

Een melanoom ontstaat dus door een mutatie (verandering) in de pigmentcellen die zich vervolgens ongeremd delen. In ongeveer de helft van de melanoomgevallen gaat het om een mutatie in het BRAF-gen: een BRAF-mutatie. Andere vormen van mutaties zijn onder meer NRAS-, KIT-, GNAQ- en GNA11-mutaties.

BRAF-mutatie

Het normale BRAF-eiwit is onderdeel van een netwerk van verschillende eiwitten waaronder de eiwitten RAS, MEK1, MEK2 en ERK. Samen stimuleren zij op een gezonde manier de celgroei. Dit wordt ook wel het MAP-K-signaalpad genoemd. Bij de mutatie in het BRAF-gen verandert het BRAF-eiwit van structuur en wordt overactief. Dit gemuteerde eiwit wakkert de groei van kwaadaardige gezwellen aan en activeert ook de andere eiwitten. Oftewel, het MAP-K-signaalpad wordt abnormaal actief. Er ontstaat ongewone celgroei, en dit kan resulteren in een melanoom. In verband met de juiste behandeling is het belangrijk om te weten of een melanoom door een BRAF-mutatie wordt veroorzaakt. Een patholoog kan het melanoom-weefsel in het laboratorium laten onderzoeken door  een DNA-analist. Hij of zij kijkt of en welke genmutatie er is opgetreden. Hier wordt verder op ingegaan bij behandeling en prognose.

Risicofactoren van melanoom

Er zijn een aantal risicofactoren die de kans op het krijgen van een melanoom vergroten. Een risicofactor is per definitie geen oorzaak. Zo zullen sommige mensen met deze risicofactoren nooit melanoom krijgen, en anderen zonder risicofactoren kunnen toch melanoom krijgen. De belangrijkste risicofactoren van melanoom zijn:

  • Blootstelling aan zonlicht (UV-straling). De kans op een melanoom is groter wanneer je jarenlang veel zonlicht direct op je huid hebt gehad. Bijvoorbeeld door een buitenberoep. Het risico is ook hoger wanneer je veel bent blootgesteld aan straling van de hoogtezon, je huid vaak door de zon is verbrand, en wanneer je als kind langdurig zonlicht op je huid hebt gekregen.
  • Kunstmatige UV-straling. Ook blootstelling aan kunstmatige UV-straling, zoals van de zonnebank, verhoogt het risico.
  • Licht huidtype. Mensen met een bleke huid lopen een groter risico op het krijgen van melanomen dan mensen met een donkerdere huid. Het risico is het hoogst bij mensen met rossig haar en sproeten.
  • Atypische naevi. Naevus is de medische term voor moedervlek. De aanwezigheid van vele (meer dan 100) of van speciale moedervlekken wijst op een verhoogd risico op melanoom.
  • Erfelijke aanleg. Tevens kunnen genetische oorzaken aan de bron liggen van huidkanker. Als een van je familieleden een melanoom heeft gehad, loop je meer risico dan normaal.
  • Voorgeschiedenis van melanoom. Je hebt al eens huidkanker of een voorstadium daarvan gehad.
  • Bepaald medicijngebruik of medische behandelingen. Het jarenlang gebruik van afweeronderdrukkende medicijnen zoals prednison en chemotherapie, en het ondergaan van medische behandelingen zoals bestraling of lichttherapie (PUVA) kunnen bijdragen aan een verhoogd risico op melanoom.

Een melanoom ontstaat dus door een mutatie (verandering) in de pigmentcellen die zich vervolgens ongeremd delen. In ongeveer de helft van de melanoomgevallen gaat het om een mutatie in het BRAF-gen: een BRAF-mutatie. Andere vormen van mutaties zijn onder meer NRAS-, KIT-, GNAQ- en GNA11-mutaties.

BRAF-mutatie

Het normale BRAF-eiwit is onderdeel van een netwerk van verschillende eiwitten waaronder de eiwitten RAS, MEK1, MEK2 en ERK. Samen stimuleren zij op een gezonde manier de celgroei. Dit wordt ook wel het MAP-K-signaalpad genoemd. Bij de mutatie in het BRAF-gen verandert het BRAF-eiwit van structuur en wordt overactief. Dit gemuteerde eiwit wakkert de groei van kwaadaardige gezwellen aan en activeert ook de andere eiwitten. Oftewel, het MAP-K-signaalpad wordt abnormaal actief. Er ontstaat ongewone celgroei, en dit kan resulteren in een melanoom. In verband met de juiste behandeling is het belangrijk om te weten of een melanoom door een BRAF-mutatie wordt veroorzaakt. Een patholoog kan het melanoom-weefsel in het laboratorium laten onderzoeken door  een DNA-analist. Hij of zij kijkt of en welke genmutatie er is opgetreden. Hier wordt verder op ingegaan bij behandeling en prognose.

Risicofactoren van melanoom

Er zijn een aantal risicofactoren die de kans op het krijgen van een melanoom vergroten. Een risicofactor is per definitie geen oorzaak. Zo zullen sommige mensen met deze risicofactoren nooit melanoom krijgen, en anderen zonder risicofactoren kunnen toch melanoom krijgen. De belangrijkste risicofactoren van melanoom zijn:

  • Blootstelling aan zonlicht (UV-straling). De kans op een melanoom is groter wanneer je jarenlang veel zonlicht direct op je huid hebt gehad. Bijvoorbeeld door een buitenberoep. Het risico is ook hoger wanneer je veel bent blootgesteld aan straling van de hoogtezon, je huid vaak door de zon is verbrand, en wanneer je als kind langdurig zonlicht op je huid hebt gekregen.
  • Kunstmatige UV-straling. Ook blootstelling aan kunstmatige UV-straling, zoals van de zonnebank, verhoogt het risico.
  • Licht huidtype. Mensen met een bleke huid lopen een groter risico op het krijgen van melanomen dan mensen met een donkerdere huid. Het risico is het hoogst bij mensen met rossig haar en sproeten.
  • Atypische naevi. Naevus is de medische term voor moedervlek. De aanwezigheid van vele (meer dan 100) of van speciale moedervlekken wijst op een verhoogd risico op melanoom.
  • Erfelijke aanleg. Tevens kunnen genetische oorzaken aan de bron liggen van huidkanker. Als een van je familieleden een melanoom heeft gehad, loop je meer risico dan normaal.
  • Voorgeschiedenis van melanoom. Je hebt al eens huidkanker of een voorstadium daarvan gehad.
  • Bepaald medicijngebruik of medische behandelingen. Het jarenlang gebruik van afweeronderdrukkende medicijnen zoals prednison en chemotherapie, en het ondergaan van medische behandelingen zoals bestraling of lichttherapie (PUVA) kunnen bijdragen aan een verhoogd risico op melanoom.

Melanoom herkennen: wat zijn de symptomen?

Heb je een of meer van bovenstaande risicofactoren? Controleer je huid en de moedervlekken dan eens in de twee tot drie maanden. Je kunt een melanoom herkennen aan de hand van de Engelse ABCDE-regel. Een (moeder)vlek is verdacht als deze een of meer van de volgende eigenschappen heeft:

  • Asymmetrie: de vlek is niet symmetrisch in kleur of vorm.
  • Border: de vlek heeft een onregelmatige, grillige rand.
  • Color: de vlek verandert van kleur of heeft verschillende kleuren.
  • Diameter: de vlek heeft een doorsnede van meer dan 6 mm en een van de veranderingen onder A, B, C of E.
  • Evolving: de vlek jeukt, bloedt of verandert.

Aan de hand van deze afbeelding zie je hoe een melanoom kunt herkennen:

Melanoom herkennen infographic

Let op: bij kinderen en jonge mensen kunnen nieuwe moedervlekken ontstaan en groeien. Dit hoeft dus niet altijd op een melanoom te wijzen. Vertrouw je een (moeder)vlek niet? Raadpleeg dan je huisarts.

Heb je een of meer van bovenstaande risicofactoren? Controleer je huid en de moedervlekken dan eens in de twee tot drie maanden. Je kunt een melanoom herkennen aan de hand van de Engelse ABCDE-regel. Een (moeder)vlek is verdacht als deze een of meer van de volgende eigenschappen heeft:

  • Asymmetrie: de vlek is niet symmetrisch in kleur of vorm.
  • Border: de vlek heeft een onregelmatige, grillige rand.
  • Color: de vlek verandert van kleur of heeft verschillende kleuren.
  • Diameter: de vlek heeft een doorsnede van meer dan 6 mm en een van de veranderingen onder A, B, C of E.
  • Evolving: de vlek jeukt, bloedt of verandert.

Aan de hand van deze afbeelding zie je hoe een melanoom kunt herkennen:

Melanoom herkennen infographic

Let op: bij kinderen en jonge mensen kunnen nieuwe moedervlekken ontstaan en groeien. Dit hoeft dus niet altijd op een melanoom te wijzen. Vertrouw je een (moeder)vlek niet? Raadpleeg dan je huisarts.

Diagnose melanoom ingedeeld in stadia

De diagnose van melanoom wordt vastgesteld op basis van de volgende onderzoeken: klinisch onderzoek, dermatoscopie en histopathologisch onderzoek na operatieve verwijdering van de verdachte (moeder)vlek. Bij klinisch onderzoek stelt de arts vragen aan de patiënt, vooral over de mogelijke risicofactoren en over de evolutie van de verdachte (moeder)vlek. Daarnaast voelt de arts ook even aan de lymfeklieren, afhankelijk van de plaats van de verdachte (moeder)vlek. De arts kan de vlek tevens onderzoeken met de dermatoscoop. Dit is een klein instrument, waarbij de huidvlekken worden verlicht en vergroot voor een nauwkeuriger onderzoek. Als de dermatoloog vermoedt dat er sprake kan zijn van een melanoom, wordt het huidweefsel verwijderd. Histopathologisch* onderzoek is het microscopisch laboratoriumonderzoek van de cellen door een patholoog na het wegsnijden van het mogelijke melanoom. Dit onderzoek bevestigt al dan niet de diagnose van melanoom. Het melanoom wordt na de diagnose ingedeeld in stadia op basis van TNM-classificering. Hierbij wordt gekeken naar drie kenmerken;

  • T = de grootte, zweervorming (ulceratie) en dikte (Breslow-dikte) van het melanoom.
  • N = Aanwezigheid van uitzaaiingen naar lymfeklieren.
  • M = Aanwezigheid van uitzaaiing naar een ander orgaan in het lichaam.

Bij een Breslow-dikte vanaf 0,8 millimeter wordt meestal overgegaan op onderzoek naar uitzaaiingen. Dit gebeurt met een schildwachtklierprocedure, ook wel een schildwachtklierbiopsie genoemd. De schildwachtklier is namelijk de lymfeklier die als eerste het lymfevocht uit de tumor opvangt. Kankercellen kunnen zich hier dus als eerst vestigen als ze uitzaaien.

De verschillende stadia geven de arts en de patiënt meer inzicht in de prognose en de te kiezen behandeling(en). Des te lager het stadium, des te beter de prognose. Met  andere woorden, des te groter de overlevingskans. Dit houdt in dat een melanoom niet altijd dodelijk hoeft te zijn. Er zijn vijf verschillende stadia die hieronder zullen worden behandeld.

Stadium 0

Het melanoom zit aan de buitenste laag van de huid, de opperhuid, en is niet doorgegroeid naar de binnenste laag van de huid. Stadium 0 wordt ook wel een melanoom in situ genoemd. Het melanoom bevindt zich niet in lymfeklieren of andere plekken in het lichaam. Oftewel, er zijn geen uitzaaiingen.

Stadium l

Bij stadium I zijn er geen uitzaaiingen. Wel kan de dikte van het gezwel verschillen.

Stadium IA – de dikte van het gezwel is:

  • minder dan 0,8 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IB – de dikte van het gezwel is:

  • minder dan 0,8 millimeter met zweervorming;
  • tussen de 0,8 en 1 millimeter met of zonder zweervorming;
  • tussen de 1 en 2 millimeter zonder zweervorming.

Stadium ll

Bij stadium II zijn er geen uitzaaiingen. Wel is het gezwel dikker dan bij stadium I.

Stadium IIA – de dikte van het gezwel is:

  • tussen de 1 en 2 millimeter met zweervorming of;
  • tussen de 2 en 4 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIB – de dikte van het gezwel is:

  • tussen de 2 en 4 millimeter met zweervorming of;
  • groter dan 4 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIC – de dikte van het gezwel is:

  • groter dan 4 millimeter met zweervorming. 

Stadium lll

In dit stadium zijn er alleen uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Er is geen verspreiding op verdere afstand en geen uitzaaiing naar de organen.

Stadium IIIA – het gezwel heeft een uitzaaiing die kleiner zijn dan 1 millimeter naar maximaal drie nabijgelegen lymfeklieren. Het gezwel op de huid is zelf:

  • tot 1 millimeter met of zonder zweervorming of;
  • tussen de 1 en 2 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIIB – het gezwel is:

  • tussen de 1 en 2 millimeter met zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier;
  • tussen de 2 en 4 millimeter zonder zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier;
  • minder dan 2 millimeter met of zonder zweervorming met een uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier of een uitzaaiing in de huid rondom het gezwel;
  • minder dan 4 millimeter zonder zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier of een uitzaaiing in de huid rondom het gezwel of;
  • tot 4 millimeter met of zonder zweervorming en uitzaaiingen naar twee of drie lymfeklieren.

Stadium IIIC – in dit stadium zitten alle gevallen die niet beschreven zijn bij stadium IIIA, IIIB en IIID. Er is geen sprake van verspreiding van de kanker op verdere afstand van het melanoom.

Stadium IIID – het gezwel is:

  • groter dan 4 millimeter met zweervorming en uitzaaiing naar 4 of meer lymfeklieren.

Stadium IV

Bij dit stadium is het melanoom uitgezaaid:

  • voorbij de nabijgelegen lymfeklieren naar andere delen van de huid of andere lymfeklieren;
  • of naar andere organen zoals de lever, de longen of de hersenen.

De diagnose van melanoom wordt vastgesteld op basis van de volgende onderzoeken: klinisch onderzoek, dermatoscopie en histopathologisch onderzoek na operatieve verwijdering van de verdachte (moeder)vlek. Bij klinisch onderzoek stelt de arts vragen aan de patiënt, vooral over de mogelijke risicofactoren en over de evolutie van de verdachte (moeder)vlek. Daarnaast voelt de arts ook even aan de lymfeklieren, afhankelijk van de plaats van de verdachte (moeder)vlek. De arts kan de vlek tevens onderzoeken met de dermatoscoop. Dit is een klein instrument, waarbij de huidvlekken worden verlicht en vergroot voor een nauwkeuriger onderzoek. Als de dermatoloog vermoedt dat er sprake kan zijn van een melanoom, wordt het huidweefsel verwijderd. Histopathologisch* onderzoek is het microscopisch laboratoriumonderzoek van de cellen door een patholoog na het wegsnijden van het mogelijke melanoom. Dit onderzoek bevestigt al dan niet de diagnose van melanoom. Het melanoom wordt na de diagnose ingedeeld in stadia op basis van TNM-classificering. Hierbij wordt gekeken naar drie kenmerken;

  • T = de grootte, zweervorming (ulceratie) en dikte (Breslow-dikte) van het melanoom.
  • N = Aanwezigheid van uitzaaiingen naar lymfeklieren.
  • M = Aanwezigheid van uitzaaiing naar een ander orgaan in het lichaam.

Bij een Breslow-dikte vanaf 0,8 millimeter wordt meestal overgegaan op onderzoek naar uitzaaiingen. Dit gebeurt met een schildwachtklierprocedure, ook wel een schildwachtklierbiopsie genoemd. De schildwachtklier is namelijk de lymfeklier die als eerste het lymfevocht uit de tumor opvangt. Kankercellen kunnen zich hier dus als eerst vestigen als ze uitzaaien.

De verschillende stadia geven de arts en de patiënt meer inzicht in de prognose en de te kiezen behandeling(en). Des te lager het stadium, des te beter de prognose. Met  andere woorden, des te groter de overlevingskans. Dit houdt in dat een melanoom niet altijd dodelijk hoeft te zijn. Er zijn vijf verschillende stadia die hieronder zullen worden behandeld.

Stadium 0

Het melanoom zit aan de buitenste laag van de huid, de opperhuid, en is niet doorgegroeid naar de binnenste laag van de huid. Stadium 0 wordt ook wel een melanoom in situ genoemd. Het melanoom bevindt zich niet in lymfeklieren of andere plekken in het lichaam. Oftewel, er zijn geen uitzaaiingen.

Stadium l

Bij stadium I zijn er geen uitzaaiingen. Wel kan de dikte van het gezwel verschillen.

Stadium IA – de dikte van het gezwel is:

  • minder dan 0,8 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IB – de dikte van het gezwel is:

  • minder dan 0,8 millimeter met zweervorming;
  • tussen de 0,8 en 1 millimeter met of zonder zweervorming;
  • tussen de 1 en 2 millimeter zonder zweervorming.

Stadium ll

Bij stadium II zijn er geen uitzaaiingen. Wel is het gezwel dikker dan bij stadium I.

Stadium IIA – de dikte van het gezwel is:

  • tussen de 1 en 2 millimeter met zweervorming of;
  • tussen de 2 en 4 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIB – de dikte van het gezwel is:

  • tussen de 2 en 4 millimeter met zweervorming of;
  • groter dan 4 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIC – de dikte van het gezwel is:

  • groter dan 4 millimeter met zweervorming. 

Stadium lll

In dit stadium zijn er alleen uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Er is geen verspreiding op verdere afstand en geen uitzaaiing naar de organen.

Stadium IIIA – het gezwel heeft een uitzaaiing die kleiner zijn dan 1 millimeter naar maximaal drie nabijgelegen lymfeklieren. Het gezwel op de huid is zelf:

  • tot 1 millimeter met of zonder zweervorming of;
  • tussen de 1 en 2 millimeter zonder zweervorming.

Stadium IIIB – het gezwel is:

  • tussen de 1 en 2 millimeter met zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier;
  • tussen de 2 en 4 millimeter zonder zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier;
  • minder dan 2 millimeter met of zonder zweervorming met een uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier of een uitzaaiing in de huid rondom het gezwel;
  • minder dan 4 millimeter zonder zweervorming en uitzaaiing naar maximaal een lymfeklier of een uitzaaiing in de huid rondom het gezwel of;
  • tot 4 millimeter met of zonder zweervorming en uitzaaiingen naar twee of drie lymfeklieren.

Stadium IIIC – in dit stadium zitten alle gevallen die niet beschreven zijn bij stadium IIIA, IIIB en IIID. Er is geen sprake van verspreiding van de kanker op verdere afstand van het melanoom.

Stadium IIID – het gezwel is:

  • groter dan 4 millimeter met zweervorming en uitzaaiing naar 4 of meer lymfeklieren.

Stadium IV

Bij dit stadium is het melanoom uitgezaaid:

  • voorbij de nabijgelegen lymfeklieren naar andere delen van de huid of andere lymfeklieren;
  • of naar andere organen zoals de lever, de longen of de hersenen.

Melanoom behandeling

De behandeling van een melanoom begint bijna altijd met een operatie waarbij de chirurg, of in sommige gevallen een dermatoloog of oncoloog, de verdachte (moeder)vlek op de huid verwijdert. Zoals bij de uitleg over de diagnose al naar voren kwam, wordt het weefsel vervolgens in het lab onderzocht op aanwezige kankercellen door een patholoog. Hij of zij kan ook mogelijke genmutaties, zoals een BRAF-mutatie, laten onderzoeken door  een DNA-analist. Gaat het daadwerkelijk om een melanoom, dan wordt aan de hand van de TNM-classificering vastgesteld in welk stadium het melanoom zich bevindt. Er wordt dus gekeken naar de grootte, zweervorming, dikte en mogelijke uitzaaiingen van het melanoom naar lymfeklieren en/of organen.  Alvorens bekend is of het melanoom ook daadwerkelijk is uitgezaaid, wordt uit voorzorg extra huid rondom het litteken verwijderd.

Dit is ook de enige behandeling die nodig is voor patiënten met stadium 0, stadium I en de stadium II melanomen waarbij geen sprake van uitzaaiingen blijkt te zijn. Bevindt het melanoom zich in een verder gevorderd stadium, en zijn er uitzaaiingen naar de lymfeklieren en/of organen? Dan zijn de volgende behandelingen mogelijk.

Lymfeklierdissectie bij melanoom (lymfeklieren verwijderen)

Een lymfeklierdissectie is geen standaardprocedure bij uitzaaiingen van een melanoom naar de lymfeklieren. Het verwijderen van de lymfeklieren gebeurt alleen als de uitzaaiingen in de lymfeklieren goed voelbaar zijn voor de arts. De chirurg verwijdert dan de schildwachtklier en alle daaromheen liggende lymfeklieren. Deze omringende lymfeklieren worden verwijderd uit voorzorg. Als er geen voelbare lymfeklieren aanwezig zijn, dan wordt geadviseerd alleen de schildwachtklier te verwijderen als het melanoom op de huid een dikte heeft van 0,8 millimeter of groter.

Systemische therapieën bij een melanoom

Een melanoom in stadium III of IV is te behandelen met systemische therapie. Dit valt uiteen in doelgerichte therapie en immunotherapie. Niet alle producten zijn beschikbaar voor stadium III of IV in Nederland. Desondanks zijn er voor zowel stadium III als IV meerdere opties mogelijk. 

Doelgerichte therapie (geneesmiddelen)

Wanneer uit het laboratorisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een BRAF-mutatie, zoals eerder benoemd  bij ‘oorzaken van een melanoom’, kan doelgerichte therapie worden ingezet.  Doelgerichte therapie is een behandeling met snelwerkende medicijnen: de BRAF-remmers (dabrafenib (stadium III/IV), encorafenib (stadium IV)  en vemurafenib (stadium IV)) en/of MEK-remmers (trametinib (stadium III/IV), binimetinib (stadium IV) en cobimetinib (stadium IV)). Deze medicijnen zijn erop gericht de celgroei van  de melanoomcellen tegen te gaan door de BRAF- en MEK-eiwitten te blokkeren. Vaak en afhankelijk van de indicatie worden de desbetreffende remmers gecombineerd voorgeschreven omdat de combinatietherapie beter blijkt te werken. De behandeling kan thuis plaatsvinden en bestaat uit tabletten.

Bijwerkingen die het meest voorkomen zijn: koorts, vermoeidheid, misselijkheid, koude rillingen, hoofdpijn, diarree, braken, gewrichtspijn en jeuk. De bijwerkingen van doelgerichte therapie zijn gelukkig bijna altijd van tijdelijke aard zonder blijvende schade.

Immunotherapie

Is de mutatie in het BRAF-gen niet aanwezig, dan volgt vaak immunotherapie. Dit is een behandeling waarbij medicijnen worden gebruikt die de werking van het immuunsysteem versterken.

Het immuunsysteem beschermt het lichaam tegen schadelijke indringers, zoals virussen, schimmels, bacteriën en parasieten. Een belangrijke afweercel bij het beschermen van het lichaam is de T-cel. Op de T-cel zit een T-celreceptor. Deze checkt of er afwijkende cellen in de weefsels zijn. Is dit het geval, dan bindt de T-cel zich aan de afwijkende cel en vernietigt deze. De T-cel speelt een cruciale rol omdat het ongewone cellen - waaronder melanoomcellen - als afwijkend kan herkennen en vervolgens kan vernietigen. Anderzijds kunnen kankercellen de functie van een T-cel blokkeren. Met deze behandeling kan de blokkerende functie van de kankercellen worden uitgeschakeld en/of kunnen de T-cellen weer worden geactiveerd. De immunotherapie wordt meestal  in het ziekenhuis uitgevoerd. Het is ook mogelijk om een thuisbehandeling te ondergaan. Deze wordt dan uitgevoerd door gespecialiseerde verplegers.

Mogelijke bijwerkingen van immunotherapie zijn: ademhalingsproblemen, diarree, leverontstekingen, nierproblemen en problemen met hormoonproducerende klieren zoals de bijnier, hypofyse en schildklier. Soms zijn de bijwerkingen van blijvende aard. Tevens kunnen andere bijwerkingen optreden die hier niet benoemd zijn.

Bestraling (radiotherapie) bij een melanoom

Een andere behandeling is om de tumor, de plaats waar de tumor heeft gezeten  en/of de uitzaaiingen te bestralen via radiotherapie. Deze techniek kan kwaadaardige cellen geheel of gedeeltelijk vernietigen. Doorgaans verdragen huidkankercellen bestraling namelijk slechter dan gezonde cellen en herstellen moeilijker. De bestraling wordt gegeven op de precieze plaats van de tumor of de uitzaaiingen (metastasen). Deze behandeling duurt een aantal weken. Hierbij worden meerdere korte radiotherapiesessies ondergaan die doorgaans dagelijks plaatsvinden.

Chemotherapie bij een melanoom

Des te dikker het melanoom, des te groter het risico dat de kankercellen via de bloedbaan zijn uitgezaaid naar andere organen. Vaak werd in het verleden, en soms nu nog steeds, chemotherapie aangeboden. Door de komst van doelgerichte therapie en immunotherapie wordt chemotherapie wel veel minder gebruikt. Chemotherapie is een manier om kankercellen te doden of ervoor te zorgen dat ze zich niet meer kunnen delen. Het kan worden toegepast in de hoop de kankergroei tijdelijk te remmen en om de klachten van de uitgezaaide kanker te verminderen (palliatieve zorg). Bij chemotherapie wordt gebruik gemaakt van chemische stoffen die cytostatica worden genoemd. Via het bloed circuleren deze stoffen door het hele lichaam. Zo kunnen ze de uitzaaiingen bereiken die zich op een afstand van de oorspronkelijke huidkanker bevinden. Bijwerkingen kunnen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, haaruitval, pijn en jeuk. Ook andere bijwerkingen zijn mogelijk.

De behandeling van een melanoom begint bijna altijd met een operatie waarbij de chirurg, of in sommige gevallen een dermatoloog of oncoloog, de verdachte (moeder)vlek op de huid verwijdert. Zoals bij de uitleg over de diagnose al naar voren kwam, wordt het weefsel vervolgens in het lab onderzocht op aanwezige kankercellen door een patholoog. Hij of zij kan ook mogelijke genmutaties, zoals een BRAF-mutatie, laten onderzoeken door  een DNA-analist. Gaat het daadwerkelijk om een melanoom, dan wordt aan de hand van de TNM-classificering vastgesteld in welk stadium het melanoom zich bevindt. Er wordt dus gekeken naar de grootte, zweervorming, dikte en mogelijke uitzaaiingen van het melanoom naar lymfeklieren en/of organen.  Alvorens bekend is of het melanoom ook daadwerkelijk is uitgezaaid, wordt uit voorzorg extra huid rondom het litteken verwijderd.

Dit is ook de enige behandeling die nodig is voor patiënten met stadium 0, stadium I en de stadium II melanomen waarbij geen sprake van uitzaaiingen blijkt te zijn. Bevindt het melanoom zich in een verder gevorderd stadium, en zijn er uitzaaiingen naar de lymfeklieren en/of organen? Dan zijn de volgende behandelingen mogelijk.

Lymfeklierdissectie bij melanoom (lymfeklieren verwijderen)

Een lymfeklierdissectie is geen standaardprocedure bij uitzaaiingen van een melanoom naar de lymfeklieren. Het verwijderen van de lymfeklieren gebeurt alleen als de uitzaaiingen in de lymfeklieren goed voelbaar zijn voor de arts. De chirurg verwijdert dan de schildwachtklier en alle daaromheen liggende lymfeklieren. Deze omringende lymfeklieren worden verwijderd uit voorzorg. Als er geen voelbare lymfeklieren aanwezig zijn, dan wordt geadviseerd alleen de schildwachtklier te verwijderen als het melanoom op de huid een dikte heeft van 0,8 millimeter of groter.

Systemische therapieën bij een melanoom

Een melanoom in stadium III of IV is te behandelen met systemische therapie. Dit valt uiteen in doelgerichte therapie en immunotherapie. Niet alle producten zijn beschikbaar voor stadium III of IV in Nederland. Desondanks zijn er voor zowel stadium III als IV meerdere opties mogelijk. 

Doelgerichte therapie (geneesmiddelen)

Wanneer uit het laboratorisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een BRAF-mutatie, zoals eerder benoemd  bij ‘oorzaken van een melanoom’, kan doelgerichte therapie worden ingezet.  Doelgerichte therapie is een behandeling met snelwerkende medicijnen: de BRAF-remmers (dabrafenib (stadium III/IV), encorafenib (stadium IV)  en vemurafenib (stadium IV)) en/of MEK-remmers (trametinib (stadium III/IV), binimetinib (stadium IV) en cobimetinib (stadium IV)). Deze medicijnen zijn erop gericht de celgroei van  de melanoomcellen tegen te gaan door de BRAF- en MEK-eiwitten te blokkeren. Vaak en afhankelijk van de indicatie worden de desbetreffende remmers gecombineerd voorgeschreven omdat de combinatietherapie beter blijkt te werken. De behandeling kan thuis plaatsvinden en bestaat uit tabletten.

Bijwerkingen die het meest voorkomen zijn: koorts, vermoeidheid, misselijkheid, koude rillingen, hoofdpijn, diarree, braken, gewrichtspijn en jeuk. De bijwerkingen van doelgerichte therapie zijn gelukkig bijna altijd van tijdelijke aard zonder blijvende schade.

Immunotherapie

Is de mutatie in het BRAF-gen niet aanwezig, dan volgt vaak immunotherapie. Dit is een behandeling waarbij medicijnen worden gebruikt die de werking van het immuunsysteem versterken.

Het immuunsysteem beschermt het lichaam tegen schadelijke indringers, zoals virussen, schimmels, bacteriën en parasieten. Een belangrijke afweercel bij het beschermen van het lichaam is de T-cel. Op de T-cel zit een T-celreceptor. Deze checkt of er afwijkende cellen in de weefsels zijn. Is dit het geval, dan bindt de T-cel zich aan de afwijkende cel en vernietigt deze. De T-cel speelt een cruciale rol omdat het ongewone cellen - waaronder melanoomcellen - als afwijkend kan herkennen en vervolgens kan vernietigen. Anderzijds kunnen kankercellen de functie van een T-cel blokkeren. Met deze behandeling kan de blokkerende functie van de kankercellen worden uitgeschakeld en/of kunnen de T-cellen weer worden geactiveerd. De immunotherapie wordt meestal  in het ziekenhuis uitgevoerd. Het is ook mogelijk om een thuisbehandeling te ondergaan. Deze wordt dan uitgevoerd door gespecialiseerde verplegers.

Mogelijke bijwerkingen van immunotherapie zijn: ademhalingsproblemen, diarree, leverontstekingen, nierproblemen en problemen met hormoonproducerende klieren zoals de bijnier, hypofyse en schildklier. Soms zijn de bijwerkingen van blijvende aard. Tevens kunnen andere bijwerkingen optreden die hier niet benoemd zijn.

Bestraling (radiotherapie) bij een melanoom

Een andere behandeling is om de tumor, de plaats waar de tumor heeft gezeten  en/of de uitzaaiingen te bestralen via radiotherapie. Deze techniek kan kwaadaardige cellen geheel of gedeeltelijk vernietigen. Doorgaans verdragen huidkankercellen bestraling namelijk slechter dan gezonde cellen en herstellen moeilijker. De bestraling wordt gegeven op de precieze plaats van de tumor of de uitzaaiingen (metastasen). Deze behandeling duurt een aantal weken. Hierbij worden meerdere korte radiotherapiesessies ondergaan die doorgaans dagelijks plaatsvinden.

Chemotherapie bij een melanoom

Des te dikker het melanoom, des te groter het risico dat de kankercellen via de bloedbaan zijn uitgezaaid naar andere organen. Vaak werd in het verleden, en soms nu nog steeds, chemotherapie aangeboden. Door de komst van doelgerichte therapie en immunotherapie wordt chemotherapie wel veel minder gebruikt. Chemotherapie is een manier om kankercellen te doden of ervoor te zorgen dat ze zich niet meer kunnen delen. Het kan worden toegepast in de hoop de kankergroei tijdelijk te remmen en om de klachten van de uitgezaaide kanker te verminderen (palliatieve zorg). Bij chemotherapie wordt gebruik gemaakt van chemische stoffen die cytostatica worden genoemd. Via het bloed circuleren deze stoffen door het hele lichaam. Zo kunnen ze de uitzaaiingen bereiken die zich op een afstand van de oorspronkelijke huidkanker bevinden. Bijwerkingen kunnen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, haaruitval, pijn en jeuk. Ook andere bijwerkingen zijn mogelijk.

Prognose na melanoombehandeling

Alle behandelingen voor een melanoom zijn er op gericht de huidziekte te genezen. Er bestaat echter altijd een kans dat de ziekte terugkeert.  Indien je een melanoom hebt gehad kan het daarom zo zijn dat je regelmatig terug moet komen voor controle bij de behandelend arts. Dit is niet altijd het geval. Het hangt af van de dikte en het stadium van het melanoom.

Wanneer hoef je niet terug te komen?

Bevond het melanoom zich in een beginstadia en was deze  dunner dan 0.8 mm? Dan zijn extra controles niet nodig. De kans is groot dat de ziekte niet meer terugkomt. Er is geen bewijs dat regelmatige controles deze kans nog groter maken. Natuurlijk is wel verstandig zelf de huid en lymfeklieren regelmatig  te checken. De verpleegkundige van de polikliniek of je behandelend arts legt uit hoe je dit moet doen.

Wanneer moet je wel (tussentijds) terugkomen voor controle?

Wanneer het melanoom zich bevond in een vergevorderd stadium, zoals stadium III of IV, zijn regelmatige  controles bij een arts van belang. De kans is in dit  geval namelijk groter dat de ziekte terugkomt. Deze controles zijn er dan ook op gericht om tijdig de eventuele terugkeer van de ziekte op te sporen zodat ernaar gehandeld  kan worden. Bij het controle-onderzoek:

  • kijkt de arts of er nieuwe melanomen zijn ontstaan
  • voelt de arts er sprake is van opgezette lymfeklieren in de buurt van de plek waar het melanoom heeft gezeten; indien dit zo is, zijn er misschien uitzaaiingen
  • checkt de arts het litteken en de huid tussen het litteken en de dichtstbijzijnde lymfeklieren

Tussen de controles in is het natuurlijk ook belangrijk om zelf de huid in de gaten te houden. Als je iets opmerkt, wacht dan niet tot de controle, maar raadpleeg direct je behandelend arts of huisarts.

Alle behandelingen voor een melanoom zijn er op gericht de huidziekte te genezen. Er bestaat echter altijd een kans dat de ziekte terugkeert.  Indien je een melanoom hebt gehad kan het daarom zo zijn dat je regelmatig terug moet komen voor controle bij de behandelend arts. Dit is niet altijd het geval. Het hangt af van de dikte en het stadium van het melanoom.

Wanneer hoef je niet terug te komen?

Bevond het melanoom zich in een beginstadia en was deze  dunner dan 0.8 mm? Dan zijn extra controles niet nodig. De kans is groot dat de ziekte niet meer terugkomt. Er is geen bewijs dat regelmatige controles deze kans nog groter maken. Natuurlijk is wel verstandig zelf de huid en lymfeklieren regelmatig  te checken. De verpleegkundige van de polikliniek of je behandelend arts legt uit hoe je dit moet doen.

Wanneer moet je wel (tussentijds) terugkomen voor controle?

Wanneer het melanoom zich bevond in een vergevorderd stadium, zoals stadium III of IV, zijn regelmatige  controles bij een arts van belang. De kans is in dit  geval namelijk groter dat de ziekte terugkomt. Deze controles zijn er dan ook op gericht om tijdig de eventuele terugkeer van de ziekte op te sporen zodat ernaar gehandeld  kan worden. Bij het controle-onderzoek:

  • kijkt de arts of er nieuwe melanomen zijn ontstaan
  • voelt de arts er sprake is van opgezette lymfeklieren in de buurt van de plek waar het melanoom heeft gezeten; indien dit zo is, zijn er misschien uitzaaiingen
  • checkt de arts het litteken en de huid tussen het litteken en de dichtstbijzijnde lymfeklieren

Tussen de controles in is het natuurlijk ook belangrijk om zelf de huid in de gaten te houden. Als je iets opmerkt, wacht dan niet tot de controle, maar raadpleeg direct je behandelend arts of huisarts.

Overlevingskans melanoom

Hoewel de overlevingskansen bij een melanoom in de loop der tijd verbeterd zijn, hangt dit sterk af van het stadium waarin het melanoom ontdekt wordt. Van de mensen waarbij een melanoom in stadium I wordt ontdekt zijn na 5 jaar nog bijna alle mensen in leven. Bij stadium II zijn dat gemiddeld 76 van de 100 mensen. Bij stadium III zijn 63 van de 100 mensen nog in leven. Bij stadium IV leven gemiddeld nog 19 van de 100 mensen na 5 jaar.

Hoewel de overlevingskansen bij een melanoom in de loop der tijd verbeterd zijn, hangt dit sterk af van het stadium waarin het melanoom ontdekt wordt. Van de mensen waarbij een melanoom in stadium I wordt ontdekt zijn na 5 jaar nog bijna alle mensen in leven. Bij stadium II zijn dat gemiddeld 76 van de 100 mensen. Bij stadium III zijn 63 van de 100 mensen nog in leven. Bij stadium IV leven gemiddeld nog 19 van de 100 mensen na 5 jaar.

Wat kun je zelf doen om (de terugkeer van) een melanoom te voorkomen?

Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Het belangrijkste advies om de ontwikkeling van een melanoom te voorkomen is het vermijden van overmatige blootstelling aan (kunstmatige) uv-straling. Ook is het belangrijk om de huid regelmatig te checken en veranderingen in bestaande moedervlekken goed in de gaten te houden.

Voorkomen is natuurlijk beter dan genezen. Het belangrijkste advies om de ontwikkeling van een melanoom te voorkomen is het vermijden van overmatige blootstelling aan (kunstmatige) uv-straling. Ook is het belangrijk om de huid regelmatig te checken en veranderingen in bestaande moedervlekken goed in de gaten te houden.

Meer weten over melanoom?

Kijk dan op de volgende website:

  • Kanker.nl, een initiatief van KWF Kankerbestrijding, patiëntenbeweging Levenmetkanker en IKNL (kenniscentrum voor zorgverleners in de oncologie). Op deze website vind je meer informatie over de oorzaken van melanoom, de verschillende soorten melanoom en de behandeling van melanoom.
  • Heb je zelf of heeft iemand in jouw omgeving te maken met huidkanker? Stel je vragen of deel je ervaring op het discussieforum van Kanker.nl.

Kijk dan op de volgende website:

  • Kanker.nl, een initiatief van KWF Kankerbestrijding, patiëntenbeweging Levenmetkanker en IKNL (kenniscentrum voor zorgverleners in de oncologie). Op deze website vind je meer informatie over de oorzaken van melanoom, de verschillende soorten melanoom en de behandeling van melanoom.
  • Heb je zelf of heeft iemand in jouw omgeving te maken met huidkanker? Stel je vragen of deel je ervaring op het discussieforum van Kanker.nl.

Pagina laatst aangepast op 15-03-2023

Auteur: Redactie Gezondheidsplein

Deze informatie is gecontroleerd door: kanker.nl

Vond je deze informatie nuttig?

4.4 uit 5 - 14 beoordelingen

Heeft deze informatie jou geholpen?

.
- Advertentie -
- Advertentie -