Om goed te kunnen spreken, heb je zo’n 150 spieren nodig. Wanneer deze spieren niet goed samenwerken, heb je moeite om vloeiend te spreken. Woorden kunnen er dan hakkelend uit komen of het duurt lang voordat je iets gezegd hebt. Dit wordt stotteren genoemd.
In Nederland stotteren tussen de 175.000 en 200.000 mensen. Meestal begint het stotteren op jonge leeftijd. Vijf procent van de kinderen begint in de peuter- of kleutertijd met stotteren. In veel gevallen groeien kinderen over het stotteren heen, maar bij een klein gedeelte gebeurt dit niet. Uiteindelijk komt stotteren voor bij ongeveer een procent van de bevolking. Stotteren komt vier keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes.