Een gewricht bestaat uit twee of meer botten die tegen elkaar bewegen. In de meeste gewrichten zijn de uiteinden van die botten bekleed met kraakbeen. Het kraakbeen zorgt voor bescherming van je botten en helpt bij de glijbeweging. Dat is nodig omdat er meestal veel kracht op de botten in de gewrichten komt te staan. Rond het gewricht heb je een kapsel, het gewrichtskapsel. Binnen dit kapsel bevindt zich de gewrichtsholte. Door het gewrichtskapsel dat rond het gewricht zit, wordt de gewrichtsholte gevormd. Hierin zit het zogenaamde synovium. Dat is een stroperige vloeistof die ervoor zorgt dat de bewegingen van je gewrichten soepel gaan.
In sommige gewrichten zitten er nog andere structuren om ervoor te zorgen dat de botten beschermd zijn en dat de bewegingen soepel gaan. Voorbeelden zijn de meniscus in je knie, de discussen in je wervels en slijmbeurzen, die je bijvoorbeeld in schouder en elleboog hebt.
Het is belangrijk dat de botten in een gewricht bij elkaar blijven. Daarvoor heb je de gewrichtsbanden, die ook wel ligamenten worden genoemd. Deze banden zijn gemaakt van heel sterk bindweefsel, waardoor ze veel krachten op kunnen vangen. De gewrichtsbanden zijn onderdeel van het gewrichtskapsel.
In sommige gevallen zijn de botten verbonden met bindweefsel of zelfs helemaal vergroeid. Dat is het geval in de gewrichten van de schedel.
Soorten gewrichten
Er zijn een aantal verschillende soorten gewrichten:
- Scharniergewricht. Zo’n gewricht kun je vergelijken met een gewone scharnier. Een scharniergewricht kan maar in een richting bewegen, zoals bijvoorbeeld in de elleboog.
- Rolgewricht. In zo’n gewricht rollen twee botten over elkaar heen. Een voorbeeld van een rolgewricht zit in de onderarm. Het spaakbeen en de ellepijp kunnen om elkaar heen bewegen, waardoor je je handen kunt draaien.
- Kogelgewricht. Een kogelgewricht bestaat uit een kogel en een kom. Zo’n gewricht kan in veel richtingen bewegen. Voorbeelden van kogelgewrichten zijn de schouder en de heup.