Glucose is een vorm van suiker die we uit voedingsmiddelen met koolhydraten halen. Tijdens de spijsvertering worden koolhydraten uit onze voeding in de maag en darmen omgezet in glucose. Je kunt glucose ook direct innemen, in de vorm van dextrose oftewel druivensuiker. Naast glucose bestaan er meerdere vormen van suiker, zoals fructose. Dit zit onder andere in de suiker die we in de supermarkt kunnen kopen.
Glucose wordt opgenomen in het bloed en voorziet het lichaam van energie. Het is dus normaal om een bepaalde hoeveelheid suiker in je bloed te hebben. Deze glucose is nodig om energie te hebben. Omdat de glucose in het bloed wordt opgenomen, spreken we vaak over de glucosewaarde in het bloed of de bloedsuikerwaarde. De glucosewaarde of bloedsuikerwaarde geeft de hoeveelheid glucose aan die op een bepaald moment in het bloed zit.
Het bloedsuikergehalte reageert vrij snel op het eten van koolhydraten. De bloedglucosewaarde begint dan meteen te stijgen. Bij gezonde mensen blijft de bloedsuikerwaarde stijgen tot zo’n één of twee uur na de maaltijd. Daarna neemt het bloedglucoseniveau langzaam weer af. Gemiddeld is de glucosewaarde in het bloed het laagst ongeveer drie uur na de laatste maaltijd met koolhydraten. Als de bloedsuikerwaarde te laag wordt, maakt het lichaam glucagon aan. Glucagon zorgt ervoor dat de bloedsuikerwaarde weer op een normaal niveau komt. Dit is nodig, omdat een te lage (of te hoge) glucosewaarde in het bloed niet goed is voor het lichaam. Bij gezonde mensen reguleert het lichaam zelf de bloedsuikerwaarde, maar bij mensen met diabetes doet het lichaam dat niet (genoeg).