In Nederland lijden ongeveer 1 miljoen mensen aan slechthorendheid. Hoewel slechthorendheid doorgaans geen invloed heeft op de levensverwachting, vormt het vaak wel een ernstige beperking voor de kwaliteit van leven. In sommige gevallen kunnen gehoorstoornissen worden verholpen door een operatie of een hoortoestel, maar dit is afhankelijk van de oorzaak van de slechthorendheid.
Als er sprake is van een gehoorstoornis, dan kan er een onderscheid gemaakt worden in de mate van slechthorendheid (licht, matig en ernstig). In zeer ernstige gevallen van slechthorendheid en gehoorverlies spreekt men van doofheid. Gehoorstoornissen kunnen op elke leeftijd onstaan. Soms ontstaan ze zelfs al voor de geboorte door een stoornis in de ontwikkeling.
Gehoorstoornissen worden gewoonlijk ingedeeld in 2 hoofdklassen: geleidingsstoornissen en perceptieve stoornissen.
Geleidingsstoornissen
Bij geleidingsstoornissen wordt een geluid niet goed door het gehoorkanaal geleid, bijvoorbeeld door vocht of een infectie in het oor. Ook kan er iets mis zijn met het trommelvlies of de gehoorbeentjes (otosclerose). Hierdoor gaat het gehoor achteruit. Vaak kan deze vorm van gehoorverlies worden verholpen met een gehoorapparaat of een operatie.
Perceptief gehoorverlies
Bij perceptief gehoorverlies is er een defect in het binnenoor (slakkenhuis). Dit kan zijn veroorzaakt door zuurstoftekort bijvoorbeeld bij de geboorte, geluidsoverlast, schadelijke stoffen in medicijnen en ouderdom. Ook kan de gehoorzenuw zijn beschadigd. Een gehoorapparaat of operatie bieden vaak geen uitkomst bij deze vorm van doofheid. Als slechts één oor is aangedaan kan een zogenaamd cross-systeem een oplossing zijn. Hierbij draag je aan de dove zijde een ontvanger die het geluid via een draadje naar het goede oor brengt zodat je het geluid wat (gedeeltelijk) wegvalt toch kunt horen.